16

HSPFUFO LFJAFS

“Jullie raden nooit wie er vanmiddag bij ons op bezoek komt,” zegt de juf.

“Sinterklaas,” roept iemand.

“Roos,” zegt de juf.

“Roos?” roept Keizer verbaasd.

“Roos!” herhaalt de juf. “Je bent haar toch zeker niet nu al vergeten?”

Keizer zegt niets terug. Hoe is het mogelijk, denkt hij. Roos komt terug. Precies zoals in het verhaal dat hij gisteren aan Martha heeft verteld. Niet met een zeilboot natuurlijk, dat snapt Keizer ook wel. En ze zal ook niet in het Witte Huis van de Zwarte Weduwe gaan wonen, maar ze is terug en daar gaat het om.

Hij wist het wel: goeie verhalen zijn waar, al zijn ze nog zo verzonnen.

“Komt Roos weer bij ons in de klas?” wil iemand weten.

“Dat niet,” zegt de juf. “Ze zit nu op een andere school in een andere stad, waar ze nu woont. Maar ze wilde jullie heel graag nog een keertje zien. Om afscheid te nemen. Ze heeft dat toen niet kunnen doen, omdat…nu ja, dat doet er niet toe, maar ze komt dus vanmiddag langs. En nu dacht ik dat het misschien leuk was om haar iets te geven. Een mooi boek dat we helemaal zelf voor haar gaan maken, met mooie tekeningen erin en verhaaltjes en zo. Een soort vriendenboek, zeg maar.”

“Mag je ook een gedichtje schrijven?”

“Mag ook.”

“Maar wat voor verhaaltjes dan?”

“Een leuke herinnering aan Roos, bijvoorbeeld. Waar ze goed in was, ik noem maar iets.”

“In zingen!”

“In dansen!”

“In ruziemaken.”

“Ze kon ook heel goed toneelspelen!”

“En lachen.”

“Kijk eens aan,” zegt de juf. “Ideeën genoeg.”

“Hoe lang moet het zijn?” willen een paar kinderen weten.

“Begin maar, dan zie je vanzelf wel hoever je komt.”

De juf deelt blaadjes uit en iedereen gaat aan het werk.

Keizer denkt heel lang na voor hij begint. Er is zoveel dat hij kan schrijven.

Dat Roos zijn geheime vriendinnetje was.

Dat hij zijn fiets altijd zo dicht mogelijk naast die van haar probeerde te zetten.

Dat hij haar op een avond een geheime zoen heeft gegeven. Nee, dat moet hij maar niet opschrijven.

Maar wat dan wel?

Hij moet haast maken, want bijna iedereen is al klaar.

Hij bijt op de achterkant van zijn pen en dan schiet hem te binnen dat hij Roos nog steeds moet vertellen hoe Muffi Stink aan zijn einde is gekomen. Is dat niks? Nee, niet voor een vriendenboek.

Hij heeft trouwens opeens een veel beter idee: hij moet voor zijn geheime vriendinnetje iets schrijven in geheimschrift.

Hij heeft haar al eens zo’n briefje geschreven. Dat zit nog in de doos met spulletjes die ze heeft achtergelaten toen ze zo plotseling is verhuisd. Hoe ging dat geheimschrift ook alweer?

Keizer denkt even na en dan weet hij het weer.

In plaats van de letter die je eigenlijk moet schrijven, schrijf je de volgende letter uit het alfabet. Een a wordt b, een b wordt c enzovoorts.

Nu moet hij verzinnen wat hij Roos zal schrijven. Het moet iets heel speciaals zijn. Na een poosje denken en kauwen op de achterkant van zijn pen begint hij te schrijven:

Prachtig! Hij staat op en levert zijn blaadje in. Hij hoopt dat de juf zal vragen wat er staat en dat hij dan kan zeggen: “Dat is geheim, dat begrijpt alleen Roos.” Maar de juf vraagt niets, ze bedankt hem, dat is alles.

Roos komt pas aan het eind van de middag, als de school al bijna uit is. Haar moeder is meegekomen en ook haar kleine broertje. Haar vader is er niet bij. Die moet natuurlijk werken.

De moeder van Roos gaat met het kleine broertje op schoot achter in de klas zitten. Roos neemt plaats op haar oude plekje, in haar eigen groepje. Iedereen kijkt naar haar.

De juf zegt dat ze blij is dat Roos nog een keertje gezellig bij hen in de klas is. En dat ze hoopt dat Roos het op de nieuwe school snel naar haar zin zal hebben en dat ze maar gauw nieuwe vriendinnetjes zal vinden.

Roos is heel anders dan normaal, vindt Keizer. Ze is zo stil, alsof ze probeert er niet te zijn.

De juf roept haar voor de klas.

“We hebben nog iets voor je,” zegt ze. “Een heel mooi boek, we hebben er hard aan gewerkt, het is prachtig geworden, ik kan niet anders zeggen. Het is een boek van ons allemaal, als een soort herinnering, zeg maar, aan je oude school en je oude klasgenootjes.”

De juf geeft haar het boek en een dikke zoen.

Roos bladert wat in het boek en kijkt dan verlegen op naar de klas. “Mooi,” mompelt ze.

“Wil je verder nog wat zeggen?” vraagt de juf.

“Nee, eigenlijk niet,” zegt Roos.

“Bedanken…” fluistert haar moeder.

“O ja. Nou ja, iedereen, eh…bedankt dus!”

De juf begint te klappen en daarna de hele klas.

“Je had zelf ook iets meegenomen, begreep ik?” zegt de juf als het weer stil is.

De moeder van Roos staat op en geeft haar een grote doos met roomsoesjes.

“Heeft je vader die gebakken?” wil iemand weten.

Roos kijkt naar haar moeder.

“Ja,” zegt haar moeder. “Zijn ze niet heerlijk?”

Keizer ziet dat Roos bijna moet huilen.

Hij zou haar willen troosten.

Maar hoe?