20

Geheim

Het is avond. Keizer staat voor het open raam. In zijn hand houdt hij de knikker die hij een paar uur geleden uit het bad heeft gevist.

“Ik moet het aan iemand vertellen,” zegt hij. “Ik had het Martha kunnen vertellen, of Maria in de kerk, of mijn zeemeermoeder of de wind of de bolhoedman, maar ik vertel het aan jou, Roos. Het is een geheim. Je moet beloven het tegen niemand te zeggen. En zeker niet tegen Esther.

Het gaat over deze knikker hier in mijn hand, maar laat ik beginnen bij het begin.

Ik was hem kwijt, mijn knikker. Hij lag in het water van de sloot achter de kerk. Ik was daar aan het vissen en toen kwam Esther. “Roos ruikt naar verse broodjes,” zei ze. Heb jij haar dat verteld, Roos? Ik wilde dat ze wegging, ik joeg haar weg met mijn knikker, tenminste dat wilde ik, eerder was het me ook gelukt. Nu ging het mis, ze sloeg hem uit mijn handen en hij viel in het water. Toen heb ik een vis gevangen, een mooie, grote rietvoorn die de knikker misschien had ingeslikt. Dat hoopte ik. Je kunt nooit weten, toch?

Ik heb de vis mee naar huis genomen en in de badkuip gedaan en ben gaan wachten tot de vis hem uit zou spugen. Eerst in mijn eentje, later samen met mijn vader.

En opeens lag-ie er, Roos, op de bodem van de badkuip. Deze knikker. “Ongelooflijk,” riep mijn vader. “Ongelooflijk!”

Ik heb de knikker uit het water gehaald. Hij was inderdaad rood en geel en groen. Maar het was geen keizer. Ik voelde het meteen. Hij was net een maatje kleiner. Het was een koning en ik begreep ook hoe die in het bad was gekomen. Mijn vader had hem erin gedaan, toen hij de vis iets te eten gaf. Balletjes wittebrood. In één van die balletjes had hij de knikker gestopt. Een knikker uit zijn eigen verzameling.

Eerst wilde ik boos op hem worden, maar toen ik zag dat hij zo ontzettend blij voor me was, besloot ik met hem mee te spelen.

“Hoe is het mogelijk!” zei ik. “Ik heb mijn knikker terug, mijn knikker uit het bos!”

Ik wist wat hij ging zeggen: Wat niet kan is nog nooit gebeurd.

En dat was precies wat hij zei.

Ik ga nu slapen, Roos. Ik ben moe. Morgen sta ik vroeg op en ga ik de vis vrijlaten op dezelfde plek als waar ik hem heb gevangen. Dat heb ik hem beloofd.

En daarna ga ik naar het bos, naar de plek waar ik mijn knikker heb gevonden, de rood-met-geel-en-groene keizer, en precies op die plek leg ik deze knikker neer. De knikker van mijn vader, de beste hoedenmaker van de wereld. Wie hem vindt mag hem hebben.

Dag Roos. Kom je nog een keertje langs op school?”