15

Het verhaal van Orpheus

Keizer staat in het atelier van zijn vader met een hoge hoed op zijn hoofd. Het is een van de twaalf hoeden die Keizers vader heeft gemaakt voor een begrafenisonderneming.

De andere hoeden staan keurig in het gelid naast elkaar op de kast.

“Doe je er wel voorzichtig mee?” zegt zijn vader die bezig is het atelier op te ruimen.

Keizer moet denken aan Martha’s oma. Arm schaap noemde ze hem. ‘s Avonds in bed moest hij daar steeds aan denken. Ik ben een arm schaap, dacht hij. Nooit geweten.

“Pap,” zegt Keizer. “Ben ik een arm schaap?”

Zijn vader moet lachen.

“Hoe kom je daar nu bij?”

“Omdat ik geen moeder heb, natuurlijk.”

“Dan ben je toch nog geen arm schaap.”

“Maar wel zielig.”

“Voel je je zielig?”

“Nee.”

“Vanwaar dan die vraag?” vraagt zijn vader en dan vertelt Keizer van Martha’s oma.

“En omdat zij jou zielig vond, ben jij je zielig gaan voelen?”

“Niet echt,” zegt Keizer. “Een beetje. Soms zou ik wel willen dat ik een moeder had.”

“Tja,” zegt zijn vader.

“Weet je nog dat je me vertelde hoe de wereld ooit was begonnen?” vraagt Keizer. “Met dat zingen, in de droomtijd? Zou je ook iemand die dood is weer tot leven kunnen zingen?”

“Dat is zelfs Orpheus niet gelukt.”

“Orpheus?”

“Ken je dat verhaal niet?”

“Het zegt me niks.”

“Het is een verhaal zo oud als de wind,” zegt Keizers vader.

Orpheus is een zanger uit het oude Griekenland met een prachtige stem. En die Orpheus is vreselijk verliefd op Euridice, een beeldschoon meisje. Op een dag gebeurt er iets vreselijks. Euridice wordt gebeten door een giftige slang en sterft. Orpheus is ontroostbaar. Jij bent dood, mijn leven, en ik adem nog? f ij bent van mij heengegaan en ik blijf hier? Neet’ zingt hij en hij daalt af naar het Dodenrijk.

Met zijn prachtige stem betovert hij Charon, de veerman die de doden de rivier naar het Dodenrijk overzet. Het lukt hem bij Euridice te komen en hij vraagt Hades, de God van het Dodenrijk, toestemming om haar mee te nemen naar het Land der Levenden. Hades stemt toe, op voorwaarde dat Orpheus haar voorgaat en niet omkijkt of Euridice hem ook echt volgt. Ze zijn bijna het Dodenrijk uit als Orpheus zich niet langer kan bedwingen. Hij moet weten of zijn lief e hem volgt. Hij draait zich om en verliest Euridice voor de tweede keer, en nu voorgoed!

“Wat erg,” zegt Keizer.

Zijn vader is erbij gaan zitten.

“Weet je dat ik wel eens jaloers op Orpheus ben, Keizer?”

“Omdat hij zo mooi kon zingen?”

Keizers vader glimlacht.

“Dat ook misschien, maar ik bedoel iets anders. Kijk, Orpheus weet tenminste zeker dat Euridice dood is, maar mama…Ik bedoel, ze is verdronken, maar helemaal zeker weten doen we het niet, ze zou altijd nog terug kunnen komen, alleen gebeurt dat niet.”

“Jammer,” zegt Keizer.

“Weet je, Keizer,” zegt zijn vader, “ik heb mezelf wel eens afgevraagd hoe ik het zou vinden als mama op een dag zomaar terug zou komen. In het begin wilde ik niets liever, maar nu…nu niet meer. Kijk, dat mama er niet is hoort inmiddels bij haar. Zij is de allerliefste-moeder-die-er-niet-is, begrijp je?”

“Nee,” zegt Keizer. Hij heeft ontzettend veel zin om naar het strand te gaan, om de zee te zien en te zwaaien naar zijn zeemeermoeder, onder de golven.