Zeventien

Tamara legde Storme voorzichtig op de bank. Ze ging naar de badkamer om zich op te maken. Ze bekeek haar gezicht in de vergrotende spiegel die tegen het raam op het kozijn was neergezet. Ze wilde dat ze er ouder uitzag, als een vrouw in plaats van als een meisje, en dat haar gezicht niet zo mager was. Ze zou Crackle vragen of ze haar haar mocht laten groeien. Het stond haar niet, dat korte. Ze zag eruit als die Bosnische vrouwen die ze op de televisie had gezien. Het gaatje in haar neus waar het ringetje had gezeten was ontstoken. Er kwam gele etter uit toen ze er met een stukje tissue tegen drukte. Ze maakte de punt van een handdoek nat en wreef ermee over het flintertje zeep dat in de uitsparing in de wasbak vastgekleefd zat. Toen veegde ze met de handdoek onder haar ogen en verwijderde de sporen van de mascaratranen van de afgelopen nacht. Ze maakte het flesje vloeibare eyeliner open en trok met een penseeltje twee dikke lijnen om elk oog. Daarna smeerde ze met de pink van haar rechterhand de paarse oogschaduw over haar oogleden, lila in de oogplooi en roze op de geschoren huid onder haar wenkbrauwen. Daarna bracht ze stippeltjes bleke vloeibare foundation op haar gezicht aan en wreef ze uit. Tenslotte bedekte ze haar lippen met lippenstift die zo donker was dat ze op het eerste gezicht zwart leek.

Het bad lag vol vuile kleren. Ze plukte ze uit elkaar, op zoek naar iets om aan te trekken. Ze trok er een onderbroek uit die er nog mee door kon, maar gooide de zwarte spijkerbroek terug die bij haar taille niet meer dicht wilde. Ze vond de rode beha met de vullingen die maakten dat haar kleine borsten licht hobbelden. Vroeger raakte Crackle daar opgewonden van, maar de laatste tijd niet. Hij moest niets meer hebben van seks sinds hij aan de crack was.

Ze liep op haar tenen naar de slaapkamer waar Crackle met een hand om zijn mond gekruld lag te slapen. Hij zag er zo mooi uit als hij sliep, net een klein jongetje. Ze trok het vlekkerige dekbed over zijn magere rug en bedekte de Satan-tatoeage, waardoor hij kreunde in zijn slaap en met zijn hoofd over het vette kussen schoof. Ze staarde als betoverd naar zijn lange, zwarte wimpers en zijn gezicht, dat mooier was dan het hare als hij lachte. Ze raapte leggings van de vloer en de slobberige zwarte sweater die ze droeg sinds het koud was en trok ze aan. Toen ze de kamer weer uit sloop, zag ze in een wirwar van dekens aan het voeteneinde van het ledikantje de rode laarsjes liggen. Ze doorzocht verschillende stapels vuil goed op zoek naar iets fatsoenlijks om Storme aan te trekken. Iets zei haar dat ze met Storme naar de dokter moest. Ze keek op haar horloge, het was elf uur, te laat voor het ochtendspreekuur. Ze zou nu tot vier uur moeten wachten.

Ze vond een roze elastisch boxpak. Het lag al een week op de stapel met wasgoed, maar toen ze er met een lange, zwartgelakte nagel een braakselvlek bij de halsopening had weggeschraapt, zag het er niet zo slecht uit. Ze pakte een weggooiluier uit het pak en begon Storme aan te kleden voor haar bezoek aan de dokter. De baby bleef slapen, wat Tamara ongerust maakte. Toen Storme aangekleed was, haalde Tamara de handdoek met de natte punt uit de badkamer en waste het gezicht en de handjes van haar dochter. Ze zag dat de nageltjes van het kind rouwrandjes hadden, dus beet ze het uiteinde van een lucifer tot een punt en gebruikte die om het vettige vuil onder ieder nageltje weg te halen. De ventilatorkachel stopte ermee en het plafondlicht ging uit, wat betekende dat de stroom was uitgevallen. Ze had geen kaartje om in de meter te stoppen. Het werd snel koud in de kamer en Tamara bedekte zichzelf en Storme met de rode stoffen jas waar ze tegenwoordig voor geen geld meer in gezien zou willen worden en samen wachtten ze tot Crackle, de verschaffer van geld en elektriciteit, wakker zou worden.

Toen hij om zijn koffie schreeuwde, keek Tamara op de Mickey Mouse-klok – die op de televisie stond – kwart over twaalf. Ze haalde de jas van zich af en liep met Storme naar de slaapkamer. Hij lag op zijn rug zijn eerste sigaret van de dag te roken, die hem altijd het beste smaakte. In de asbak op de vloer naast het bed lag een berg as en bruingespikkelde filters. “Wat is er?” vroeg hij toen hij haar gezicht zag.

“Het is niet zo goed met haar,” zei ze en ze ging naast hem op het bed zitten, waardoor de dekens strak trokken en zijn magere lichaam zich aftekende. Kribbig ging hij verliggen.

“Wat heeft ze dan?” vroeg hij terwijl hij as in de richting van de asbak tikte.

“Ze wordt niet echt wakker,” zei ze. “En ze heeft een blauwe plek.”

Ze maakte de drukknopen van het boxpak van Storme los en liet het hem zien.

“Krijg de klere,” zei hij toen hij de felgroene kleur zag. “Hoe heeft ze dat gedaan?” vroeg hij, terwijl hij Tamara in de zwartomrande ogen keek. Ze keek terug. Het was of ze naar zichzelf keek. Ze waren net tweelingen, alleen was Crackle intelligent, zo intelligent dat zijn onderwijzers op school hem niets konden leren. Ze hield van hem. Ze waren midden in een bos om middernacht op vrijdag de dertiende september met elkaar getrouwd. Crackle had gezegd dat de duivel hun getuige zou zijn. Ze hadden allebei twee blikjes bier gedronken en een paar pilletjes geslikt. Crackle had haar tegen een boom geneukt en later had hij gezegd dat ze voor altijd samen zouden zijn.

“Hoe heeft ze dat gedaan, Tamara?” herhaalde hij.

“Het is gekomen doordat ze uit haar bedje gevallen is,” zei ze, terwijl ze de drukknopen weer vast begon te maken. “Dat zal ik vanmiddag maar tegen de dokter zeggen, hè?”

“Ja, zeg dat maar, het is gewoon de waarheid,” zei hij. “Vertel hem de waarheid. Eerlijk duurt het langst,” zei hij, zich iets herinnerend dat iemand ooit tegen hem had gezegd. Vermoedelijk een leraar op school of een advocaat, in elk geval een van die stomme klootzakken die dat geloofden.

Hij kleedde zich aan, ging de deur uit en kocht een elektrakaart. Goeie knul, dacht Tamara. Hij kwam terug met een pak sinaasappelcakejes, die ze opaten, met een kop Nescafé, en ze rookten en keken naar een fdm over de goede oude tijd totdat het middagspreekuur aanbrak. Storme werd niet wakker, ze ademde nu in stootjes. Tamara probeerde het om half-drie nog met een flesje warme melk, maar ze wilde het niet.

“Koppig, hè?” zei Crackle vol genegenheid.

“Dat heeft ze van jou,” zei Tamara en ze aaide met een liefdevolle hand over zijn borstelige haar. Samen ritsten ze Storme in het sneeuwpak dat Christopher de dag daarvoor had gekocht. Ze pakten elk een rood laarsje en duwden haar voetjes erin. Crackle liet haar behoedzaam in haar wandelwagentje zakken. Ze gingen de deur uit en droegen haar tussen hen in de drie stenen trappen af, als kinderen die vader en moedertje speelden. Toen ze op straat kwamen, sneeuwde het. Crackle had dolle pret toen hij het wagentje door de ongerepte sneeuw op het trottoir duwde. Tamara moest hardop lachen toen ze probeerde haar eigen voeten in zijn verse voetafdrukken te passen. Toen de artsenpraktijk in zicht kwam zei Crackle: “Hoe laat is ze uit bed gevallen, Tam?”

“Vannacht, ik weet niet om hoe laat,” antwoordde ze zonder hem aan te kijken.

“Was het niet om een uur of twaalf?” vroeg hij en draaide haar naar zich toe zodat ze oog in oog met hem stond. In het verflauwende licht bestond haar gezicht uitsluitend uit ogen en mond. Hij kuste haar zwarte lippen en duwde zijn tong ertussen, bezat haar op het trottoir even volledig als wanneer ze alleen thuis in het smerige bed lagen.

De receptioniste van de dokter zag onmiddellijk dat Storme er erg slecht aan toe was en ze loodste Crackle en Tamara door de wachtkamer met de zwijgende verzameling patiënten naar de spreekkamer van de dokter. Dokter Indu, een kleine Aziatische vrouw, vroeg Tamara Storme uit te kleden. De slanke handen van de dokter voelden eerst de zwelling op het achterhoofd van de baby, daarna tilde ze het hemdje op en zag de blauwgroene plek op haar rug.

“Wat is er met haar gebeurd?” vroeg ze.

“Ze is vannacht uit haar bedje gevallen, om een uur of twaalf,” zei Tamara, Crackle aankijkend.

“Waarom hebben jullie me toen niet gebeld?” vroeg de dokter, terwijl ze de polsslag van de baby opnam.

“We dachten dat ze niks mankeerde,” zei Crackle.

De dokter pakte de huistelefoon en zei: “Mevrouw Parker, wilt u een ambulance bellen en dokter Parker-Wright laten oproepen bij de eerste hulp.” Toen ze het onderzoek van het vuile lichaampje van de baby had voltooid, kon de dokter het bijna niet opbrengen de ouders van de baby, met hun zuur ruikende zwarte kleren en hun belachelijke barbaarse sieraden, aan te kijken. Maar ze zei zo neutraal als ze kon: “Dokter Parker-Wright is kinderarts. Jullie baby is er erg slecht aan toe.” Ze herhaalde: “Waarom hebben jullie me niet gebeld?”

“Ze ging gewoon weer slapen,” zei Crackle. “Net als nu.”

“Ze slaapt niet, ze ligt in coma! Kunnen jullie het verschil niet zien?”

De dokter was boos en ze had genoeg van het praten met mensen van zulk laag allooi. Ondanks alle voorrechten die ze hadden, waren ze even onwetend als de boeren die ze had behandeld in de Indiase dorpen waar ze na het voltooien van haar opleiding heen was gestuurd.

De receptioniste kwam binnen en overhandigde de dokter de medische gegevens van Storme. De dokter las ze snel door. Andrew Wilson, haar collega in de groepspraktijk, had drie maanden eerder opgeschreven: “Het kind vertoont tekenen van verwaarlozing, het gedijt niet.”

“Jullie zijn niet gekomen voor haar inentingen,” zei ze toen ze opkeek.

“Ik vergiste me steeds in de datum,” zei Tamara.

Ze hoorden de ambulance aankomen. De dokter pakte een deken van de onderzoekstafel en wikkelde Storme daarin om haar tegen de koude buitenlucht te beschermen. Crackle stak een sigaret op toen ze buiten op de stoep stonden. Hij inhaleerde gretig, en gooide zijn sigaret met tegenzin weg, voordat hij met Tamara achter in de ambulance klom. De dokter hield Storme stevig tegen zich aangedrukt, terwijl ze door de straten naar het ziekenhuis reden. Tamara kon haar ogen niet van de rode laarsjes afhouden die onder de deken uit bungelden. Ze hadden aan de voeten kunnen zitten van een marionet waarvan de touwtjes waren doorgeknipt.