Zesentwintig

Crackle werd wakker en merkte dat hij alleen was in de koude slaapkamer. Geen Tamara naast hem en geen Storme in haar bedje. Toen wist hij het weer.

Hij had zin om te huilen, maar hij wist niet meer hoe hij de tranen naar buiten moest persen. Ze zaten in hem opgesloten, deze traanvormige steentjes. Zijn hele lichaam zat er vol mee. Soms vroeg hij zich af hoe hij kon rondlopen met dat zware gewicht. Als ze hem open zouden snijden, zoals Storme gisteravond, zouden ze geen bloed in zijn aderen vinden, alleen maar die glinsterende traanvormige steentjes.

Nadat hij een sigaret had opgestoken, stapte hij uit bed en sloeg een deken om. “Tamara,” riep hij, maar ze riep niet terug. Er moest iets gebeurd zijn. Ze ging nooit weg en deed nooit iets zonder het hem van tevoren te vertellen. Hij liep naar het raam en trok het gordijn opzij. Het was vreemd stil in de wijk, door de sneeuw. Terwijl hij stond te kijken, reed er over de afrit langzaam een auto, die vervolgens stilhield voor de flat. Agente Billings en Kevin McDuff stapten eruit en keken omhoog naar de flats. Had Tamara haar mond voorbijgepraat tegen de politie en de benen genomen? Crackle liet het gordijn los en bukte over de stapel zwarte kleren die hij de avond tevoren naast het bed op de grond had gegooid. Ze voelden koud aan en hij rilde toen hij ze aantrok.

Als jongetje had hij zich op winterochtenden voor de gaskachel in de woonkamer aangekleed. Van zijn echte moeder had hij een bord havermoutpap moeten eten voordat hij naar school ging. Hij kon zich herinneren dat ze hem een keer achterna was gerend omdat hij zijn handschoenen had vergeten. Hij had zich geschaamd omdat hij met Bilko had gelopen, die handschoenen onzin vond.

Hij was net bezig zijn broekriem met de gesp met de doodskop vast te maken toen de klop op de deur kwam. Terwijl hij naar de deur liep, repeteerde hij vast wat hij zou zeggen als ze hem beschuldigden van het mishandelen van Storme.

Hij opende de deur en Billings en McDuff deden een stapje terug toen de lucht uit de flat het steenkoude portaal instroomde.

“Ik moet een rapport maken over de huiselijke omstandigheden,” zei Kevin.

Crackle deed de deur verder open en liet hen binnen. Agente Billings bedekte haar neus en mond met een gehandschoende hand. De lucht in de flat leek dik, alsof hij verzadigd was met uitscheidingsproducten van het menselijk lichaam.

“Ik heb geprobeerd te bellen,” zei Kevin. “Wist je dat je telefoon is afgesloten?”

“Klootzakken,” zei Crackle. Het was de schuld van Tamara. Die draaide eeuwig 06-nummers om te weten wat er in haar sterren stond. Ze was een Weegschaal.

Kevin kende de indeling van de flats en hij liep voorop naar de slaapkamer. Alledrie keken ze in het bedje. De urinestank was al overweldigend, maar verergerde nog toen agente Billings de vochtige dekens wegtrok, zodat de doorweekte matras zichtbaar werd, onder de vlekken van ontlasting en opgedroogd bloed.

“Sliep ze hierin?” vroeg Billings.

“Ja, maar ze klom er steeds uit,” zei Crackle.

“Dat verbaast me niks,” zei de politievrouw. “Het is niet direct Mothercare, wel?”

Ze laveerde langs de chaotische bergen troep op de vloer, liep de slaapkamer uit en keek naar de andere kamers. Ze raakte gedesoriënteerd door de hopeloze smerigheid van de flat. Ze wist niet wat ze het eerst in haar boekje moest opschrijven. En het was zo ontzettend koud. Haar adem kwam in wolkjes naar buiten. Ze keek de papieren op de tv door en vond tussen de ongeopende brieven van de sociale dienst, de loterij biljetten en de dreigbrieven van British Telecom het geboortebewijs van Storme, een bezoekpas voor de gevangenis en iets dat een gedicht leek, met hanenpoten neergekrabbeld op de achterkant van een grote witte envelop. Voordat ze het gedicht kon gaan lezen, kwam Crackle met Kevin de kamer binnen. Ze legde de envelop terug op de stapel. Crackle zei: “Weten jullie hoe het nu met haar is?”

Kevin zei: “Ik heb voor ik wegging het ziekenhuis gebeld. Het gaat redelijk met haar.”

“Redelijk,” herhaalde Crackle. “Da’s goed.”

“Redelijk zegt niets,” zei agente Billings. “Dat zeiden ze ook over een man die ik gekend heb, met derdegraads brandwonden en een bekkenbreuk. De arme stakker heeft nog maar drie dagen geleefd.”

Ze had geen zin iets opbeurends tegen Crackle te zeggen. Als ze hem niet kon pakken op mishandeling van zijn kind, zou ze hem pakken op verwaarlozing, en al moest ze er die stinkend smerige matras als bewijsstuk voor naar de rechtbank slepen, ze zou het doen ook.

Ondertussen zou ze Crackle naar het bureau meenemen voordat hij zou kunnen beginnen met opruimen van de flat. Ze wilde dat de politiefotograaf de waanzinnige chaos zou vastleggen.