Angela dacht dat Veronica’s Café een veilige plaats was om met Christopher af te spreken voor de lunch. Gregory zette nooit een voet in het oostelijk deel van de stad. Ze kwam als eerste in de cafétaria en daar was ze blij om, want dat gaf haar de tijd om in het smerige toilet naast de keuken haar haren te kammen en haar make-up bij te werken. Toen ze eruit kwam, zat Christopher aan een tafeltje, zo ver mogelijk bij het raam vandaan. De hond lag al aan zijn voeten te slapen. Christopher keek op, zag Angela en stak zijn arm omhoog alsof ze niet vijf stappen van hem verwijderd was, maar aan het einde van een lange straat naar hem kwam toegelopen. Ze moesten elkaar aanraken. Hij hielp haar uit haar jas, maar in plaats van hem aan een haak aan de dichtstbijzijnde muur te hangen, legde hij hem over de tafel. Onder de jas hielden ze een tijdje elkaars hand vast, totdat Angela de jas oppakte en hem over de rugleuning van haar stoel hing. Ze keek rond. De cafétaria zag er vandaag niet zo slecht uit. Er was niets concreets veranderd, maar Angela bekeek hem nu met de ogen van een dubbelhartige vrouw. De vuile tafelbladen en het slechte eten vormden voor haar nu het symbool van de menselijke onvolkomenheid.
Christopher staarde naar haar mooie gezicht en veegde een strengetje haar weg dat zich aan haar mondhoek had gehecht. Dat was weer een excuus om haar aan te raken. Hij had weer zin in haar. Hij wilde haar weer in zijn bed hebben. Hij zei het tegen haar.
“Ik heb ook zin in jou,” zei ze. Ze herinnerde zich zijn ochtendgezicht toen zijn sperma met pompende bewegingen in haar terechtkwam. Hij had zijn ogen opengedaan en gezegd dat zij haar ogen ook moest opendoen en ze hadden elkaar aangestaard tot hij leeg was en zij vol was van hem.
Ze droeg een roze zijden sjaal om haar hals. Hij bevoelde de sjaal en zei: “Die heb ik vanochtend niet gezien. Hij is mooi.”
“Dank je,” zei ze. “Ik heb hem onderweg hierheen gekocht. Het is een kopie van Hermès.”
“Ik koop een keer een echte Hermès voor je,” zei hij. “We gaan naar Parijs met de Eurostar.”
Hij vroeg haar wat ze wilde eten, maar zij schudde haar hoofd en zei: “Ik kan niet eten, Chris. Ik heb sinds gisterochtend niets gegeten.”
Het was waar. Ze voelde zich opgeblazen door de liefde. Er was geen ruimte voor voedsel.
Ze keek hem na toen hij naar de toonbank liep om zijn lunch te bestellen. Terwijl hij stond te wachten tot de serveerster met het sluike haar een draadmandje vol bleke friet uit de frituurpan haalde, keek hij om naar Angela, lachte en maakte een gebaar van het drinken van een kop thee. Ze knikte, hij draaide zich om en gaf de vrouw zijn bestelling door. Toen hij terugliep naar de tafel zag hij Tamara, de moeder van Storme, de cafétaria binnenkomen, met haar arm om een man van zijn eigen leeftijd heen. De man depte zijn ogen met een papieren zakdoekje. Hij hoorde het luide gefluister van Tamara: “Doe nou niet, pap,” en het antwoord van de man: “Ik kan er niets aan doen. Sorry.”
Tamara leidde haar vader naar het tafeltje naast Angela en Christopher, en hielp hem behoedzaam op zijn stoel. Hij keerde zich van hen af en snoot luidruchtig zijn neus. Pas toen Christopher hallo tegen Tamara zei, herkende ze hem als de man die de rode laarsjes en het sneeuwpak voor Storme had gekocht. Hij zat er met een dikke vrouw met glanzend zwart haar en rode lippenstift. Tamara zei hallo terug en wendde zich naar haar vader, die het zakdoekje netjes tot een vierkantje vouwde voordat hij het in een van zijn broekzakken stopte. Ze was blij dat haar vader was opgehouden met huilen. Het was vreselijk om te zien en te horen. Het gaf haar een gevoel of de aarde in duisternis gehuld zou worden.
“Zal ik een kop thee voor je halen?”
Ken vertrouwde zichzelf nog niet genoeg om te praten. Hij zou nog een paar minuten nodig hebben. Hij schudde zijn hoofd. Wat hij wilde, wat hij nodig had, was de barmhartige scherpte van alcohol achter in zijn keel. Hij zou eerst een licht biertje nemen met daar achteraan een driedubbele Johnnie Walker. Hij moest vergeten wat hij in het ziekenhuis had gezien, en de schaamte onderdrukken die hij had gevoeld toen zijn dochter door dokter Parker-Wright bij het bed van Storme werd weggestuurd.
“Ga je met me mee naar het politiebureau, pap?”
Ken knikte. Hij zou moeten proberen de scheidslijn tussen dronkenschap en ogenschijnlijke nuchterheid te bewandelen. Het zou moeilijk worden: Tamara had om vier uur haar afspraak met agente Billings, zodat hij drie uur de tijd zou hebben om te drinken. Hij kon heel wat door zijn keel gieten in drie uur. Hij zou het rustig aan moeten doen, zichzelf in toom houden. Hij stak twee sigaretten aan en gaf er een aan Tamara.
“Jij moet eerst naar huis om jezelf een beetje op te knappen,” zei hij. “Je ziet er verdomme niet uit.”
Hij schaamde zich om naast haar te zitten, zoals ze eruitzag.
“Ik kan niet naar huis,” zei Tamara. “En ik heb trouwens ook niks anders om aan te trekken.” Cath had haar altijd als een prinsesje aangekleed. Ze noemden haar hun roze prinsesje, omdat het de enige kleur was die ze wilde dragen. Nu droeg ze enkel zwart.
Er lagen fotoalbums in het wandmeubel in zijn woonkamer die bewezen dat ze haar behoorlijk hadden opgevoed. Bladzijde na bladzijde met een schoon, gezond en gelukkig uitziende Tamara, die opgetogen naar de camera lachte. Haar roze jurken altijd gestreken, haar lange blonde haar gevlochten, in een paardenstaart of losjes over haar schouders vallend. Haar witte sokjes omgeslagen bij de enkel. Hij kon dat knappe kleine meisje niet rijmen met de ziekelijk bleke jonge vrouw die nu tegenover hem zat. Hij zou nooit begrijpen waarom ze haar mooie haar zwart had geverfd en voor het grootste deel had afgeschoren. Hij zag hoe ze aan de losse draadjes van haar zwarte sweater zat te plukken, pakte zijn portefeuille en haalde twee briefjes van twintig pond uit het bankbiljettenvakje. Hij gaf ze aan Tamara en zei: “Hier, koop daar iets voor. Ik ga niet met je mee naar het politiebureau als je er zo uitziet.”
Uit een ander plastic vakje in zijn portefeuille staarde de foto van Cath hem aan. Een postzegel verborg een deel van haar gezicht. Ken schoof de postzegel opzij en keek naar Cath. Ze was geen mooie vrouw geweest, maar wel een lieve. Het had geen zin naar een vervangster te zoeken. Hij moest gewoon de rest van zijn leven zonder haar zien door te komen.
Christopher had Ken Tamara het geld zien geven, en dat deed hem plezier. Hij zou zelf ook een gulle vader geweest zijn, dacht hij, snel met het trekken van de portefeuille.
“Hoe is het met je dochtertje?” vroeg hij Tamara. Hij kreeg de belachelijke naam Storme niet over zijn lippen. Ze gaf geen antwoord, maar keek in plaats daarvan naar haar vader, alsof ze hem toestemming vroeg om te antwoorden. Christopher zag haar verwarring en vroeg enigszins onhandig: “Vindt ze haar rode laarsjes nog steeds mooi?”
“Ze ligt in het ziekenhuis,” zei Tamara en ze wees naar het gebouw aan de overkant van de straat, waar de verlichte ramen van de ziekenzalen zich scherp aftekenden in de donkerte die werd veroorzaakt door de bomvolle sneeuwwolken aan de hemel. “Ze is uit haar bedje gevallen.”
Angela zag de schrik op Christophers gezicht en draaide zich om, om dit meisje, dat kennelijk moeder was maar de stem had van een kind, eens goed op te nemen. Toen Tamara uiteindelijk iets losliet over de hoeveelheid verwondingen van Storme, kwam Christopher half overeind. Zijn lichaam moest bewegen. Angela legde een kalmerende hand op zijn arm en hij ging meteen weer zitten. In zijn herinnering zag hij Storme trots op haar nieuwe laarsjes lopen. Angela was verbijsterd door de emotieloze manier waarop dit meisje over het ongeluk met haar baby vertelde.
“We hadden haar gezégd dat ze dat niet mocht. Ik heb het gezegd, haar vader heeft het gezegd, maar ze bleef het toch doen, uit bed klimmen. En toen moet ze, uh, gevallen zijn.”
“Op een kale vloer?” vroeg Angela.
“Nee, er ligt een kleed,” zei Ken.
Het bloed kroop waar het niet gaan kon. Wat ging hun familie-aangelegenheid deze wildvreemde mensen aan?
“En door die val heeft ze een schedelbreuk en een gescheurde milt opgelopen?” vroeg Christopher.
Tamara keek de andere kant op.
“Ze is blijkbaar erg raar neergekomen,” zei Ken.
Hij verstrengelde zijn handen. Hij trilde omdat hij behoefte had aan drank.
De serveerster riep vanuit het dienluik dat de hamsalade en de friet voor Christopher klaar waren. Maar het was Angela die opstond om de bestelling te halen. Ze wilde dingen voor hem doen. Ze liep nog een tweede keer om hun koppen thee te halen en een derde keer voor papieren servetten, bestek en peper en zout. Ze zette alles voor hem neer alsof ze voorbereidingen trof voor een eenvoudige religieuze plechtigheid. Ze wilde dat hij wist dat ze hem aanbad.
Ze was blij te zien dat het meisje en haar vader aanstalten maakten om weg te gaan. Ze was kwaad om de onderbreking die ze hadden veroorzaakt in de korte tijd die Christopher en zij samen hadden. Toen Tamara en Ken opstonden om te vertrekken zei Christopher: “Ik zal aan haar denken.” Toen ze buiten op het ijzige trottoir stonden zei Ken: “Wie is dat?” Tamara zei: “O, gewoon een man”, en ze pakte haar vader bij de arm. Het leek of hij onvast op zijn benen stond.
♦
Angela keek hoe Christopher at. Ze hield van de nette manier waarop hij zijn eten in stukjes sneed en met een vork naar zijn mond bracht. Ze bukte zich en streelde de soepele rug van de hond, die wakker werd en zijn snuit in haar hand duwde. “Ik hou van je hond,” zei ze.
“Als ik klaar ben met eten, gaan we het kind opzoeken,” zei hij, naar het ziekenhuis wijzend.
“Ik kan niet,” zei ze. “Ik moet terug naar mijn werk. En ze laten je misschien wel niet bij haar toe, je bent toch geen familie?”
“Ik wil haar gewoon zien,” zei hij koppig. “Ga met me mee, Angie.”
Ze zorgden ervoor afstand te bewaren toen ze samen de weg overstaken. Niemand die hen zag zou hebben gedacht dat ze een liefdespaar waren. Vlakbij de ingang van het ziekenhuis, keek Angela op haar horloge en zei: “Als ik nu niet terugga, kom ik te laat op mijn werk.” Hij smeekte haar met hem mee te gaan. Hulpeloos stemde ze toe. Hij bond de lijn van de hond aan het bevroren ijzeren hekwerk rondom een berijpt perkje en ze gingen naar binnen.
Aan de receptie gaf hij de weinige dingen door die hij van Storme wist en na even wachten hoorden ze dat Storme op de zevende verdieping op de intensive care van de kinderafdeling lag. Angela was opgelucht. Daar kon je onmogelijk iemand bezoeken. Als ze nu terugging, zou ze niet te laat op haar werk komen. Maar Christopher liep naar de lift en drukte op de knop voor de zevende verdieping.
“Dat kun je niet doen!” zei ze.
“Angie, kom nou alsjeblieft met me mee,” zei hij.
De lift was leeg en de deuren waren amper dicht of hij nam haar in zijn armen. Toen de deuren weer opengleden zei hij: “Gewoon doen of je weet waar je heen gaat.”
Er zat niemand bij de verpleegstersbalie bij de ingang van de afdeling. Er kwam niemand om de rinkelende telefoon op te nemen.
Christopher had Storme snel gevonden. Hij keek door het glas naar haar en naar de verpleegsters die een plastic buisje in haar neus aanbrachten.
Angela keek heel even, wendde toen haar hoofd af en liep terug naar de lift om op hem te wachten. Catherine kwam naast haar staan. Zoals altijd was ze perfect verzorgd. Haar schooluniform zag er gloednieuw uit.
“Ik word misschien wel arts, mam,” zei ze. “Dan moet ik goede resultaten hebben voor drie exacte vakken en Engels. Wat vind jij?” Haar stem was melodieus, als die van een engel.
“Je kunt alles wat je wilt, je bent het intelligentste meisje dat ik ken,” zei Angela. Toen zei ze: “Je bent me gisteren niet komen opzoeken.”
Catherine lachte. “Je had het te druk, mam, met pap.”
Angela vroeg haar: “Vind je het leuk dat papa en ik weer bij elkaar zijn?”
Catherine kuste haar moeder op haar kruin en zei: “Natuurlijk, het is geweldig twee ouders te hebben.”
Angela zei: “Je bent een fantastische, volmaakte dochter.”
♦
Angela en Christopher stonden samen zwijgend in de lift. Plotseling pakte hij haar hand en zei: “Je moet me vertellen over de dag waarop je onze baby vermoordde.”
Angela gaf hem met haar vlakke rechterhand een harde klap in zijn gezicht. De lift stopte op de derde verdieping en er kwam een portier naar binnen, die een oude man in een rolstoel voortduwde. De oude man keek Christopher en Angela aan en haalde zijn hand over de grijze stoppels op zijn gezicht.
“Ik moet me nodig scheren,” zei hij verontschuldigend.
♦
Angela wachtte niet tot Christopher de hond van het hek had losgemaakt, maar hij haalde haar algauw in. Hij zei: “Kom vanavond naar mijn huis, Angie. Alsjeblieft.” Haar gezicht stond gesloten. Ze wilde hem niet aankijken. Hij zorgde ervoor tien passen achter haar te lopen, bleef daar de hele weg en verliet haar pas toen hij zag dat ze veilig in Heavenly Travel was aangekomen.