Veertig

Ken sloot zich in de badkamer op, haalde de bijsluiter uit het doosje van de Predictor-test en bestudeerde die zorgvuldig. Het was allemaal eenvoudiger dan hij verwacht had: het enige dat hij moest doen was het staafje in een plas van Tamara dopen en acht minuten wachten. Als er een blauwe cirkel zichtbaar werd, betekende het dat ze een kind in haar lichaam had, een kind van Crackle. Hij ging op de rand van het bad zitten, vouwde zijn handen en bad vurig dat ze niet zwanger was, dat haar buik dik was door een andere lichamelijke oorzaak. Ze wist niet hoe ze een kind moest verzorgen, ze was zelf nog een kind. Hij en Cath hadden de eerste drie maanden voor Storme gezorgd, voordat Tamara en Crackle een flat hadden gevonden. Toen hij een keer samen met Cath een dagje uit was geweest naar Drayton Manor Park, met de kerk, troffen ze bij thuiskomst een krijsende Storme met een verbrand mondje aan: Tamara had het flesje voor de baby in de magnetron opgewarmd en de temperatuur niet gecontroleerd. Het waren Cath en Ken die de hele nacht bij Storme hadden gezeten en gesteriliseerd ijswater op de blaren in haar mondje hadden gelepeld.

Het was een vreselijke dag toen Tamara en Crackle Storme meenamen naar hun flat om bij hen te komen wonen. In het begin kwamen Ken en Cath twee keer per week op bezoek met voeding, luiers en babykleertjes. Ze speelden met de baby en probeerden geen commentaar te geven op de dikke korst gele berg op haar hoofdje of de ranzige lucht van haar kleertjes. Cath nam ze mee naar huis om te wassen en bracht ze de volgende keer geurend en schoon weer terug. Soms luisterden Ken en Cath aan de voordeur van de flat naar Stormes gehuil. Eén keer, toen er op het bellen niet was opengedaan, had Ken tegen de deur getrapt en zo hard geschreeuwd dat de buren van de flat ernaast naar buiten waren gekomen om te klagen over Crackle en Tamara. Ze zeiden tegen Ken dat ze de herrie die ze maakten zat waren: de baby huilde eeuwig en de stereo stond zo hard dat hun muren ervan trilden. Uiteindelijk had Tamara opengedaan. Ze had slaap in haar ogen en liep in een spijkerhemd van Crackle en een zwart slipje. Ken zag tot zijn afgrijzen dat haar hals en schouders ontsierd werden door leverkleurige zuigzoenen. Ze stond op blote voeten op de drempel en pakte de pasgewassen babykleertjes aan, maar ze was zenuwachtig en wilde hen niet binnenlaten. Ze hadden haar opzijgeduwd en waren toch naar binnen gegaan. Er lagen glasscherven op de vloer van de woonkamer en het tv-scherm was verbrijzeld. “Zorg jij voor de baby, Tamara,” had Cath gezegd, “dan ruim ik dit op.”

Ken had gevraagd of Crackle nog in bed lag. Tamara was gaan huilen en had gezegd: “Nee, hij is al in geen twee dagen thuis geweest.”

Tijdens zijn afwezigheid maakten Ken en Cath de flat schoon en gaven Tamara en Storme te eten. Ze smeekten haar de baby op te pakken en met hen mee naar huis te gaan, maar Tamara herhaalde maar steeds als een mantra: “Nee, ik moet er zijn als hij thuiskomt.”

Op haar verzoek had Ken alle ziekenhuizen opgebeld en stiekem gehoopt dat hij te horen zou krijgen dat Crackle dood was. Ken stelde zich voor dat hij vrijwillig zou aanbieden het lijk te identificeren: het zou hem buitengewone voldoening geven die debiele klootzak op een mortuarium tafel te zien liggen. Maar binnen vier maanden stond hij naar het lichaam van Cath te kijken en hij geloofde, ondanks wat hij met eigen ogen zag, niet dat deze vrouw van wie hij zo hartstochtelijk veel hield, dood kon zijn en hem voor altijd verlaten had. Hij was pas tweeënvijftig. Hoe moest hij de rest van zijn leven zonder haar doorkomen?

Het was makkelijk een urinemonstertje van Tamara te krijgen. Hij had haar verteld dat de wijkverpleegster iedereen op suikerziekte testte en een doe-het-zelf-setje had achtergelaten. Tamara geloofde hem. Ze geloofde alles wat haar verteld werd. Ken had eindelijk voor zichzelf willen toegeven dat ze stom was. Op school hadden ze het ‘leermoeilijkheden’ genoemd. Er was sprake geweest van een speciale school, maar Ken had het busje vol speciale-schoolkinderen gezien als het ‘s morgens vroeg de ronde door de wijk maakte, en hij had gevochten om haar uit die bus te houden. Cath en hij hadden geprobeerd haar thuis lezen en schrijven te leren, maar iedere sessie aan de keukentafel was in frustratie en woedende tranen geëindigd. Toen ze ouder was redde ze het in de wereld omdat ze mooi was – totdat ze Crackle ontmoette, die al het mooie uit haar had gezogen.

Ken goot de urine bij het dikke staafje en zette het boven op het badkamerkastje, waar Tamara het niet zou zien. Hij keek op zijn horloge en nam de tijd op. Zo dadelijk zou hij weten of ze weer een kind zou krijgen. Hij zou de tussenliggende tijd zoekbrengen met de voorbereidingen voor zijn bezoek aan Storme. Hij trok zijn overhemd uit en waste en schoor zich. Terwijl hij het scheerschuim van zijn gezicht spoelde, bekeek hij zichzelf nauwkeurig in de spiegel en zag dat hij een oude man begon te worden. Hij kon zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst had geglimlacht.

Ken dwong zichzelf beneden televisie te gaan kijken. Tamara had de afstandsbediening in haar hand en maakte hem gek door van de ene zender naar de andere te zappen. Ze lag languit op de bank en haar buik leek nog meer uit te puilen dan eerst. Een verzameling frisdrankblikjes en vuile kopjes stond onder haar handbereik op de vloer. Ze had een bordje vol toastkruimels als asbak gebruikt. Sluiers sigarettenrook dreven door de kamer in de lichte tocht die hij had veroorzaakt met het openen van de deur.

“Heb je het ziekenhuis al gebeld over Storme?” vroeg hij.

“Ik kon ze niet bereiken,” zei ze met haar ogen strak op het televisiescherm, maar hij zag aan de manier waarop haar vinger naar haar mond ging dat ze loog. In haar landerige toestand was ze Storme gewoon vergeten. Ze was onnatuurlijk, dacht Ken, en hij bad nogmaals dat de cirkel niet blauw zou zijn toen hij weer naar boven ging.