4

Dus haal ik een stuk pizza en loop naar huis in plaats van de metro te nemen. Dan zit ik thuis ook niet zo lang opgescheept met mam, die eigenlijk aan haar proefschrift zou moeten werken, maar dat nooit doet en die altijd iets aan het opruimen is en die me, zodra ik thuiskom, begint te ondervragen over hoe mijn dag was.

Ik sluip naar mijn kamer en lees de nieuwe strip van Spiderman en ook nog een paar oude. Een uur later komt pap thuis met een afhaalmaaltijd. We eten tofu met zwarte-boontjes saus, gebakken rijstkoekjes en wontonsoep. Het is zo lekker dat ik een paar minuten helemaal nergens meer over nadenk – en dan schraapt mam haar keel en zegt: “Sarah, je vader en ik moeten je iets vertellen.”

Ik vraag me af of de school heeft gebeld omdat ik een keer heb gespijbeld om naar de bioscoop te gaan, maar dan zegt pap: “Je weet dat het hier niet goed gaat.”

“Ik weet niet hoe we je dit het best kunnen vertellen,” zegt mam.

Ik snap het. Ze gaan scheiden.

Ze praten een tijdje en zeggen dat ze het zo erg vinden, dat ze naar een relatietherapeut zijn geweest, dat ze alles hebben geprobeerd, dat ze niet meer met elkaar kunnen opschieten, dat ze niet weten wat ze moeten doen, en dat ze morgen de scheidingspapieren gaan tekenen.

 

Ik hoef niet meer te luisteren als ze schreeuwen.

Ik hoef niet meer mijn oren te spitsen als ik in slaap val, omdat ik niet zeker weet of het de tv is of dat zij weer eens aan het ruziën zijn.

Ik hoef hen niet meer over te halen om geen ruzie te gaan maken in de supermarkt.

Of bij de noedelkraam of in de metro.

En ik hoef niet meer te horen dat ze dingen tegen elkaar zeggen als: “Dat was niet erg aardig van je toen ik gisteren voordat we naar bed gingen met je wilde praten over wat er voor het eten was gebeurd, weet je nog waarover ik het heb?” of andere flauwekul, voordat ik ‘s ochtends naar school ga zodat die onopgeloste ouderruzie de hele dag als een koude steen op mijn borst drukt.

 

“Sarah, lieverd, we gaan dit weekend op appartementenjacht!”

Mam probeert vrolijk te klinken en het over iets leuks te hebben.

“Wat?”

“Wij samen. Morgen. Appartementen kijken. Dan kunnen we het ook hebben over welke kleur verfje wilt.”

“Is het dan niet zo dat pap verhuist naar een vrijgezellenflat?” zeg ik kribbig.

“Die heeft-ie al,” zegt mam bitter. “We verkopen deze flat.”

“Het is géén vrijgezellenflat.” Je kunt het aan paps stem horen als hij zijn best doet om niet boos te worden. “Straks krijgt ze nog een heel verkeerde indruk, Hazel. Het is een studio, Sarah.”

“Waar?”

“West 24th Street. Kom maar een keer op bezoek. Dan kun je me vertellen wat voor spullen ik moet aanschaffen om hem op te knappen.”

“Op bezoek?” zeg ik. “En als ik nou bij je wil komen wonen?”

(Niet dat ik dat wil. Maar op bezoek komen? Tegen je kind?)

“O, eh. Het is een studio.” Pa staat op en begint de tafel af te ruimen.

“En waarom vertel je me dat pas als je hem al hebt?”

“Ik zei je toch dat ze boos zou worden,” zegt mam. “Ik zei je toch dat je iets groters moest zoeken.”

“Alsjeblieft, Sarah, doe niet zo,” zegt mijn vader smekend.

“Hoe, zó?”

Ineens moet ik bijna huilen.

 

Wat vreemd dat je denkt dat je opgelucht bent en dan ineens moet je huilen, alsof je niet eens wist dat je verdrietig was.

 

“Ik moet nu voor twee huishoudens zorgen,” zegt pap, alsof we alle twee oerdom zijn en hij het ons moet uitleggen. “Een studio is het enige wat ik kan betalen. Wat wil je dan dat ik doe, mam?”

 

Waarom noemt hij haar mam? Ik ben de enige die haar mam noemt.

Als ik ooit een man krijg mag hij me nooit mam noemen, ook al krijgen we veertien kinderen. Daarom gaan ze waarschijnlijk ook scheiden. Als hij haar gewoon Hazel genoemd had, zou alles nog oké zijn.

Er zit een gat in mijn shirt.

Waarom heb ik daar een gat, vlak hij de onderkant. Je zou toch zeggen dat er daar niets schuurt.

Ik vraag me af of ik het moet stoppen.

Als ik aan dat gat blijf denken hoef ik niet te huilen, stoppen is absoluut niet sexy, zou zwart garen kunnen bij een donkerblauw shirt? Of moet ik naar de winkel om blauw garen te halen?

Ik kan maar niet geloven dat hij weggaat, weg, weg.

Dan maakt niemand meer roerei met gedroogde vis uit Chinatown, zodat de hele flat stinkt, en laat niemand meer de toiletbril omhoog staan, en draait niemand nog Sinatra en probeert niemand me meer over te halen om te gaan dansen.

Of sleept me mee naar de hondenuitlaatplaats in Central Park om met de honden te spelen, ook al hebben wij er zelf geen een, of koopt stripboeken voor me en verstopt ze voor mam, of kijkt midden in de nacht tv in zijn versleten badjas als hij niet kan slapen en maakt me wakker met zijn veel-te-luide lach.

Niet huilen, niet huilen, niet huilen.

 

“Ik zal je missen, Sarah,” zegt hij, terwijl hij naar me toe komt. “Ik hoop dat je dat weet.”

Ik heb hem al zo lang niet meer geknuffeld.

 

.

Hij ruikt naar sigaretten.

Ik wist niet dat hij rookte. Sinds wanneer rookt hij?

Hij rookt niet. Misschien heeft hij een vriendin die rookt.

Shit.

Absoluut.

Absoluut.

Fuck.

Mijn vader heeft een vriendin: dat ik dat niet eerder gemerkt heb.

Hij heeft iemand anders; daarom gebeurt dit allemaal. Dat verklaart waarom hij zo vaak laat thuiskwam en zo lang- voor zijn werk op stap moest en waarom hij zogenaamd zijn das bij de stomerij was kwijtgeraakt. Mijn vader heeft een of ander kettingrokend sletje en gaat bij ons weg, om samen met haar de stad onveilig te maken en haar sigaretten aan te steken.

Ik kan niet geloven dat hij ons dat flikt.

 

Ik ren naar mijn kamer en smijt de deur achter me dicht.