Woensdag. Als ik na een eindeloze nacht wachten en hopen dat ik ‘s ochtends weer terug in mijn menselijk lichaam ben, in plaats daarvan wakker word uit een halfslaap, zie ik dat Brat op de bank zit, met een kop koffie en een brownie. Op de klok is het vier minuten over half acht. Hij zal wel te vroeg zijn.
Hij eet zijn ontbijt en staart in de ruimte. Als hij zijn brownie op heeft trekt hij een roman uit zijn rugzak – Ender wint – en leest terwijl hij zijn koffie opdrinkt.
Als ze te vroeg op school zijn hangen de meeste Kunstratten rond bij de afvalbakken, om te roken en te kletsen. Ik ben er een paar keer geweest, eerst toen ik omging met Shane en hij nieuw was en probeerde aansluiting bij hen te vinden – en nog een keer een tijdje terug, toen Katya begon te roken en er ging rondhangen. Maar het stinkt er en ik voel me er altijd verlegen en opgelaten, dus ga ik gewoonlijk op de trap in mijn schetsboek zitten tekenen totdat de bel gaat.
Ik dacht altijd dat Brat er ook bij was. Maar nu vermoed ik dat hij er zich ook niet op zijn gemak voelt. Hier in de kleedkamer zie ik dat de Ratten amper met hem praten, op Malachy na. Ze laten hem erbij zijn, maar doen geen enkele poging hem erbij te betrekken. Alsof hij getolereerd wordt, maar er niet helemaal bij hoort.
Een paar minuten voordat de bel gaat doet Brat zijn rugzak open en begint erin te rommelen. Ik zoem naar beneden en ga naast hem op de bank zitten – hij ziet me niet eens. Zijn rugzak ziet er net zo uit als zijn kluisje; propvol met spullen. Gymkleren, schetsboeken en leerboeken uiteraard, maar ook actiepoppen, knipsels uit tijdschriften en notitieboekjes met tekeningen op de kaft, met waarschijnlijk nog meer lijstjes en aantekeningen dan ik al eerder zag.
Hij is net als ik. Een soort jongensversie van mij. Geen wonder dat hij er niet bij hoort.
Brat vindt wat hij zocht – een kam – en haalt hem door zijn slordige rode haar zonder zelfs maar in de spiegel te kijken. Dan slurpt hij wat water uit de kraan en vertrekt.
De morgen verloopt praktisch hetzelfde als meestal. De vijfde- en zesdeklassers hebben op woensdag geen les, dus hebben de gymleraren het eerste uur een vergadering. Sanchez en de basketbalcoach komen binnen en praten onder het plassen over hun werk. De derdeklassers van het tweede uur zijn niet de moeite waard om naar te kijken.
Na het derde uur hangen Xavier en Carlo rond in de kleedkamer en douchen. Geen Günther vandaag. Xavier probeert Carlo zover te krijgen dat hij met me praat – als ik terug ben van waar ik dan ook mag uithangen.
Zou ik iets met Carlo kunnen hebben?
Er is niet veel lef voor nodig om een gesprek met hem te beginnen, als ik ooit weer in mijn menselijk lichaam terugkom. Hij is betrouwbaar.
En een betrouwbaar iemand kan ik wel gebruiken.
Tja, hij is zo’n Afrikaanse-dansgek. Maar laat Afrikaanse-dansgekken maar opkomen, wat mij betreft. Het is belachelijk dat op een school waar iedereen zo’n unieke persoonlijkheid probeert te zijn, ik bedoel, waar mensen sari’s aanhebben en Pink Panther-poppetjes bij zich hebben en, god bewaar me, uit sigarettenpijpjes uit de jaren veertig roken, dat jongens nog steeds gezeik krijgen als ze rare danslessen nemen. Zelfs ik dacht dat het slapjanussen waren, die wilden huppelen met de meisjes in plaats van een teamsport te doen – maar nu begrijp ik dat ze het alleen doen omdat ze het leuk vinden. Iets wat ik waarschijnlijk ook leuk vind.
Bovendien hebben ze lef, gezien het gezeik dat ze over zich heen krijgen, alleen maar omdat ze hun buikspieren aanspannen op drumritmes.
Wat zoek ik eigenlijk in een jongen?
Misschien zou ik wel dolgelukkig zijn als ik iets had met een sukkel die lekker kan dansen.