36

Maandagochtend trek ik het rode vinyl minirokje aan dat al sinds ik het heb gekocht op de vloer van mijn kast ligt. Milkshake.

Ik ben vroeg op school en ga niet met mijn koffie en mijn schetsboek op de trap zitten, zoals gewoonlijk. Ik loop een straatje om naar de achterkant van het gebouw, waar de afvalbakken staan.

Daar is verder nog niemand, op Brat na. Hij heeft koffie met een brownie, Ender wint en een sigaret en probeert verschillende dingen tegelijk te doen, zonder succes. Het eindigt ermee dat er as op zijn brownie valt.

“Hoi, Brat.”

“Sarah! Was je ziek?” Hij kijkt tegen de zon in, dus hij knijpt zijn ogen tot spleetjes.

Ik doe nog maar een keer mijn groene-snot-, niet-kunnenpraten-, naar-de-drogist-in-mijn-pyjama-verhaal.

“Je hebt heel wat drama gemist,” zegt hij.

“Katya heeft me al verteld over Taffy en haar muffins.”

“Ja. Ze kreeg er een hoop gedonder mee, maar het lijkt wel alsof het haar allemaal niets doet. Ik denk dat ze wel houdt van al die aandacht.” Hij kijkt naar zijn koffie en draait het bekertje rond. “Hé, dit heb je vast nog niet gehoord. Shane en Titus hebben zaterdag met elkaar gevochten. We waren met zijn allen in Battery Park. Zij en ik, en Ip en Malachy.”

“Gevochten? Bedoel je dat ze met elkaar op de vuist gingen?”

“Nou ja, Titus hield alleen zijn handen voor zijn borst, om zich te verdedigen maar Shane haalde echt uit. Titus heeft een blauw oog.” Hij blaast een wolk rook uit. “Je vriend Titus vecht als…”

“Je gaat toch niet zeggen ‘als een meid’?”

“Als een muis,” lacht Brat. “Hij kreeg enorm op zijn donder.”

“Waar ging het over?”

“Ik weet niet. Een of andere macho-opmerking.”

Ik weet zeker dat hij liegt, maar dat geeft niet. “Hebben ze het weer goedgemaakt?”

Brat haalt zijn schouders op. “Ik geloof van niet. We moesten ijs halen bij een jongen met een hotdogkar om op Titus zijn oog te leggen. Shane ging ervandoor.”

“Shit,” zeg ik. “Een week niet op school en alles is anders.”

Even zeggen we niets meer. Ik zie Malachy de hoek om komen, in onze richting. “Wil je zien wat mijn vader voor me heeft meegebracht uit Hongkong?” vraag ik. Brat knikt.

Ik haal twee Tofu Baby’s uit mijn tas. “Weet je wat dat zijn?”

“O, wow, is dat de nieuwe generatie?” zegt Brat enthousiast. “Ik las op internet dat ze ook huisdieren hebben. Heeft hij die ook meegebracht?” En we praten over Tofu Baby’s, terwijl de anderen om ons heen komen staan en een peuk opsteken totdat me te binnen schiet dat ik voor de les nog naar de directrice moet.

Ik loop naar het kantoor van Valenti met een briefje van mijn vader. Er staat op dat ik een flinke griepaanval heb gehad en dat mijn ouders de stad uit waren, zodat het hem spijt dat hij de school niet eerder heeft ingelicht, en natuurlijk ben ik van plan alle werk in te halen.

“Hm,” zegt Valenti als ik haar het briefje geef. “Ik hoop dat je nu beter bent, Sarah Yi.”

“Ja.”

“Ik heb hier je cijferlijst,” zegt ze, terwijl ze een map uit haar la trekt. “Je vorderingen zijn niet om over naar huis te schrijven.”

“Ik weet het,” zeg ik. “Ik moet beter mijn best gaan doen.”

“Het is een voorrecht deze school te mogen bezoeken,” gaat Valenti verder, “wij leggen de lat hoog en ik wil dat mijn leerlingen de ambitie hebben om het hoogste te bereiken. Die wisselvallige cijfers beloven niet veel goeds voor je artistieke ontwikkeling, of voor je academische studies…”

Ze gaat door met een tirade die ze vast wel honderd keer per jaar zal afsteken tegen allerlei ontaarde leerlingen.

“Eh, mag ik…?” probeer ik, als het eind van de preek in zicht lijkt te komen. “Er is iets waar ik het met u over wilde hebben. Nu ik hier toch ben.”

“Ja. Ik luister.” Valenti zet een welwillend gezicht op, alsof ze er helemaal klaar voor is om mij te horen vertellen dat ik aan de drugs ben, of zwanger.

Ik haal diep adem. “Kunt u mij vertellen hoe de leerlingverhoudingen op deze school zijn. Hoeveel meisjes er zijn, vergeleken bij hoeveel jongens?”

“Zeker,” antwoordt ze een beetje verbaasd. “Het leerlingencorps is voor 52 procent vrouwelijk en voor 48 procent mannelijk.”

“Echt waar?” zeg ik, “want het is me, eh, opgevallen – ik bedoel, niet dat ik er ooit ben binnen geweest, maar ik heb met wat mensen gepraat en het schijnt dat de meisjeskleedkamer maar half zo groot is als die van de jongens. Die hebben twee keer zo veel douches als wij, meer emmers voor vuile handdoeken, meer wc’s en bovendien ook nog urinoirs.”

“Ga verder.”

“Ik heb gehoord dat ze een heel grote spiegel hebben en kluisjes om ‘s nachts hun schoenen, of hun shampoo, of wat dan ook, in op te bergen en ook nog eens hoge kasten, waar ze hun jas in kunnen hangen.”

Valenti leunt achterover in haar stoel en slaat haar armen over elkaar. “Ik begrijp het.”

“Ik had het er met mijn vader over,” ga ik door, “en hij zei dat op grond van artikel 9 seksediscriminatie bij het gymnastiekprogramma wettelijk verboden is op een school die overheidssubsidie krijgt. Wij krijgen toch subsidie, hè? Want dit is een openbare school.”

“Artikel 9,” zegt Valenti.

Ik kijk naar het post-it-papiertje in mijn hand. “Ja, artikel 9 van de Onderwijswet van 1972.”

“Ik ken artikel 9 heus wel, Sarah Yi.”

“O.” Want het leek echt alsof dat niet zo was. “Dus het is al meer dan dertig jaar onwettig om meisjes maar half zo veel ruimte in de kleedkamers te geven als jongens, en ook nog eens slechtere voorzieningen, zoals kleine kasten en geen kluisjes.”

Ze zwijgt.

“Ik heb toch gelijk, hè? Want gelijke behandeling wil zeggen dezelfde studiematerialen, dezelfde praktijkvoorzieningen en dezelfde studietoelages maar ook dezelfde kleedkamers. Ik heb het opgezocht op internet. En, eh, omdat die wet, dat zei ik al, al meer dan dertig jaar oud is en wij nog steeds die kutkleine kleedkamers hebben en dat gewoon niet klopt, wilde ik een klacht indienen.”

 

Shit. Zei ik daar ‘kutkleine’ tegen de directrice?

Gaat ze me er nou uit gooien, wegens gebrek aan respect?

 

Valenti slaakt een diepe zucht en leunt naar voren. “Weet je, Sarah Yi, je hebt een punt. Dit gebouw is in de jaren vijftig gebouwd, nog van voor artikel 9, toen het heel normaal was om niet dezelfde voorzieningen te hebben. Meisjes deden in die tijd nog nauwelijks aan atletiek en aan teamsporten. In mijn tijd…” – en nu moet Valenti zelfs lachen – “…waren volleybal en cheerleaden de enige sporten voor meisjes.”

“Maar nu,” flap jk eruit, “zijn we verplicht vijf dagen per week te gymmen en moeten we vanaf de vijfde een teamsport doen. En het is hier zo verdomde krap.”

“Ik zou graag willen voldoen aan artikel 9,” zegt Valenti, “maar waar moet het geld vandaan komen? Ook al zouden we extra geld aan de overheid vragen of fondsen van de ouderraad werven voor een verbouwing, dan nog zouden we de beeldhouwstudio moeten verkleinen om ruimte te maken voor een grotere kleedkamer – en die studio is nu al te krap. Geloof me, Sarah Yi, ik ben me bewust van die ongelijkheid; ik zie alleen niet wat er aan te doen is. Snijden in het kunstprogramma, wat op onze school vooropstaat, of de dingen laten zoals ze zijn. En dan heb ik het nog niet eens over de vraag waar het geld vandaan moet komen en of een grote verbouwing wel de beste manier is om dat geld te besteden, gezien het feit dat we ook allerlei basisbenodigdheden te kort komen, zoals leerboeken.”

“O.”

“Ja,” zegt Valenti. “Nu zie je waarom de zaken zijn zoals ze zijn. Bedankt dat je het onder mijn aandacht hebt gebracht, maar tenzij er iets heel belangrijks gebeurt, op het gebied van fondsen, vrees ik dat het onmogelijk is.”

“Het is zo oneerlijk.”

“Kijk, Sarah Yi, ik ben blij dat je zo betrokken bent bij onze schoolgemeenschap. En natuurlijk horen we graag de stem van onze leerlingen. Wat zou je ervan vinden om een taartenverkoop te organiseren om geld in te zamelen voor extra kunstbenodigdheden? Of je verkiesbaar te stellen voor de leerlingenraad?”

 

Jemig. Ik heb een hekel aan taarten bakken en verkiezingen voor de leerlingenraad zijn er pas in september.

Het kan toch niet dat dit probleem niet is op te lossen?

Valenti heeft niet een hele week lang gezien hoe al die jongens in alle luxe douchen en hun kleren in grote kasten ophangen. Valenti hoeft niet elke dag haar hardloopschoenen en haar shampoo in haar rugzak mee te zeulen, terwijl de zogenaamd sterkere sekse kluisjes heeft.

 

“Kunnen we niet ruilen?” Ik flap het eruit voor ik erover heb nagedacht. “Wat?”

“Kunt u de meisjes vanaf het najaar niet in de jongenskleedkamer zetten? Dan zouden we halverwege het jaar weer kunnen ruilen.”

“O.” Ze trekt rimpels in haar voorhoofd. “Eh. Nou ja, er is ook nog de kwestie van de toiletvoorzieningen.”

“Kom op zeg. Ze hebben geen urinoirs nodig. Ze kunnen zich uitstekend redden op de gewone wc’s.”

 

Shit, dat kwam er veel te scherp uit, ik wed dat ik nu alles verknald heb…

 

Valenti lacht. “O, dat kunnen ze beslist, Sarah Yi, daar ben ik van overtuigd.” Ze grinnikt weer. “Ze kunnen zich uitstekend redden op gewone wc’s. Eigenlijk best een goed idee. Dat niemand daar ooit eerder op is gekomen. Wat zou je ervan vinden als ik het voorleg aan meneer Sanchez en het woensdag inbreng in de bestuursvergadering?” vraagt ze.

 

Ze zei ja, ze zei ja, ze zei ja!

 

Ik sta op en pak mijn rugzak van de vloer. “Oké, ik bedoel, fantastisch. Ik moet naar les.”

“Denk aan je studie, Sarah Yi,” zegt Valenti, plotseling weer streng. “Je kunt je cijfers nog best ophalen voor het eind van het schooljaar. En nu we elkaar ontmoet hebben, houd ik je in de gaten.”

“Oké. En bedankt.”

Ik loop in een roes de gang op.

 

Vandaag geen Spidey voor mij.

Ik ben Sarah Yi, strijdster voor gelijke rechten en trotse draagster van een rood vinyl minirokje. Geen huisvlieg meer.