7

Keizer van Holland

Keizer hangt over de leuning van de brug bij de kerk en ziet zichzelf weerspiegeld in het water beneden hem.

“Dag, Keizer van het water.”

Hij heeft zich nog nooit zo goed gevoeld als nu. Waarom weet hij niet. Misschien omdat hij vanmorgen voor de derde achtereenvolgende keer zijn fiets naast die van Roos heeft kunnen zetten. Best mogelijk.

Nu zou ik kunnen vliegen, denkt hij. Hij hoeft zich maar een klein beetje af te zetten en weg is hij.

“Moet je kijken wat daar boven de brug vliegt,” zouden de mensen op straat zeggen. “Dat lijkt wel een kind!”

Keizer zou drie keer om het haantje van de toren vliegen en dan neerstrijken op de schouder van de Koning aller Harten. Dan konden de mensen zien wie het vliegende kind was. Keizer, het zoontje van de hoedenmaker uit het bos, die zulke prachtige verhalen kan vertellen.

“Het is toch niet te geloven. Een moeder met een staart en een jongen die kan vliegen!”

En dan zou hij weer opstijgen en op weg gaan naar het huis van Roos.

“Heb je het gezien, Roos? Ik kan vliegen! Ik ben Keizer van de lucht!”

Hij blijft nog een poosje naar zichzelf kijken. Alles is vandaag goed aan hem, vindt hij. Zo zou zijn moeder hem moeten zien. Die heeft alleen dat ene pasfotootje van hem waar hij zo stom op staat. Als de fles tenminste is aangekomen.

Keizer richt zich op. Hij heeft een idee: hij gaat zichzelf bewaren, op zijn mooist. Hij loopt de brug af en gaat op weg naar de fotozaak in de winkelstraat. Sinds kort staat daar een hokje op de stoep waar je pasfoto’s kunt maken. Vier voor vijf gulden.

Als Keizer voor het hokje staat en het gordijn opzijschuift, bedenkt hij zich opeens dat hij geen geld bij zich heeft. Thuis wel, in zijn vuurtoren. Hij is aan het sparen, waarvoor weet hij nog niet. Eerst spaarde hij voor een hond, tot zijn vader hem vertelde dat hij allergisch was voor honden. Jammer, hij was al zo ver: een halve hond had hij al bij elkaar gespaard.

Keizer doet het gordijn weer dicht. Hij zal toch eerst naar huis moeten, geld halen. Dat kost hem zeker een half uur. Dan ziet hij er allang weer gewoon uit, zoals altijd en niet meer zo mooi als nu…

Hij schopt tegen een steentje en dan ziet hij aan de overkant van de straat de moeder van Martha lopen, met de kinderwagen. Dat is zijn redding!

Hij rent de straat over.

Zonder goeiendag te zeggen vraagt hij of Martha’s moeder geld bij zich heeft.

“Ik móét een foto van mezelf maken, nu meteen. Vijf gulden is genoeg. U krijgt ze vandaag nog van me terug, echt waar!”

De moeder van Martha geeft Keizer vijf losse guldens. Hij rent terug naar het fotohokje en neemt plaats op het krukje.

Hij leest de instructies, werpt de guldens in de gleuf, probeert te kijken zoals hij keek naar Keizer van het water en drukt zonder zijn hoofd te bewegen voorzichtig op de bovenste knop. Vrijwel meteen wordt hij geflitst.

Op mijn mooist, hoopt hij. Hij blijft voor de zekerheid nog een even op het krukje zitten en stapt dan het hokje uit.

Martha’s moeder staat op hem te wachten. Ze wil zien hoe hij op de foto staat.

“Het zijn er vier,” zegt Keizer. “In kleur, voor maar vijf gulden.”

“Waar zijn ze voor?” vraagt Martha’s moeder.

Keizer geeft niet meteen antwoord. Zal hij haar vertellen van de flessenpost? Zijn eigen vader weet niet eens dat hij een brief aan zijn moeder heeft geschreven.

“Voor in mijn paspoort,” zegt hij en hij kijkt of zijn foto’s al klaar zijn. Hij moet nog even wachten, maar dan komt het vel met foto’s uit het apparaat rollen.

Het is maar één foto, ziet Keizer. En wat voor een! Een kleurenfoto, zo groot als een briefkaart. Hij heeft op de verkeerde knop gedrukt. Hij heeft zich laten fotograferen in een veld met tulpen! Groeten uit Holland staat eronder. Het is geen gezicht en hij staat er ook nog eens stom op, met halfdichte ogen.

Hij wil de foto meteen verscheuren, maar Martha’s moeder vindt dat zonde.

“Ik wil de foto wel hebben,” zegt ze. “Voor Martha, dan kan ik haar later over jou vertellen, dat je op een dag zomaar op de stoep stond en vroeg hoe Martha heette.”

Keizer aarzelt.

“Belooft u de foto aan niemand anders te laten zien?”

“Beloofd.”

“En die vijf gulden?”

“Die vergeten we.”

Keizer geeft haar de foto.

“Voor Martha,” zegt hij.

“Van Keizer,” zegt Martha’s moeder. “Keizer van Holland.”