Een geheime zoen
Keizer ligt in bed. Hij heeft een arm om zijn kussen geslagen.
“Is het waar, Roos?” fluistert hij. “Is het waar wat de moeders bij het hek van de school zeiden? Dat er te weinig klanten in de winkel kwamen en dat je vader schulden had? En dat hij door het lint is gegaan? Zo zeiden ze het: ‘Hij is compleet door het lint gegaan.’ Hij heeft alles in de bakkerij kort en klein geslagen, zeggen ze, en toen is hij er met jou en je moeder en je kleine broertje vandoor gegaan, midden in de nacht, met het bestelbusje van de zaak.
Weet je wat ze ook zeiden, Roos? Dat je vader te veel maanzaad had gegeten en dat hij daar gek van is geworden. Dat kan toch niet?
Ze waren boos op hem, de moeders. Ze zeiden het niet, maar zo klonken ze. Ben jij ook boos op je vader, Roos? De juf niet, hoor.
‘Ik moet jullie iets vertellen,’ zei ze vanmorgen voor de les begon. ‘Over Roos. Iets verdrietigs.’
Ik schrok, ik dacht meteen dat je dood was. Gelukkig vertelde de juf alleen maar dat er problemen waren met de bakkerij, en dat jullie moesten verhuizen en dat je ouders liever niet zeiden waar naartoe, omdat ze zich schaamden dat het met de winkel niet was gelukt. Sommige moeders zeiden dat jullie naar Limburg zijn verhuisd, naar familie. Anderen geloofden daar niks van.
‘Die zijn het land uit,’ zeiden ze. ‘Geloof ons nou maar’.”
♦
Keizer houdt op met praten. Hij moet denken aan de ruzie die hij met Roos heeft gehad. Roos had hun geheime vriendschap verraden aan haar buurmeisje en toen was Keizer boos geworden. “Ik haat je,” had hij gezegd en diezelfde dag nog begroef hij hun vriendschap in een kuiltje in het zand, op zijn lievelingsplek in de duinen.
Hij pakt het kussen nog steviger beet.
“Weet je nog dat je me om een zoen vroeg, Roos?” fluistert hij. “Bij het standbeeld van de Koning Aller Harten was dat, bij de kerk. Ik wilde dat niet. Ik hou niet van zoenen. Zoenen is vies. Een geheime zoen vind ik niet erg. Dat is een zoen op je eigen hand die je daarna wegblaast. En de wind speelt dan voor postbode. Die weet precies waar de zoen naartoe moet.”
Keizer staat op uit bed. Hij schuift het gordijn opzij en blaast een geheime zoen de avond in. Voor Roos, waar ze ook is.