Knuffelezel
De schelpenzanger is niet thuis. Wat nu? De bloemen voor zijn zeehuis leggen? Dan weet de schelpenzanger niet dat ze van Keizer zijn. Hij zou nog denken dat ze zijn neergelegd door iemand die verliefd op hem is. Bloemen, voor mij? Er houdt iemand van mij. Joechei!
De schelpenzanger zou een vrolijk liefdesliedje zingen, naar zee rennen, zich wassen en scheren en dan voor zijn zeehuis gaan zitten wachten op zijn geheime bloemenvrouw.
Keizer draait zich om naar de zee. Het is eb. De golven hebben zich teruggetrokken, het strand is breed en de pieren liggen droog. Een paar dagen terug kwam de schelpenzanger opduiken uit de golven. Nu gebeurt er niks. De schelpenzanger is niet in zee en als hij er wel is, blijft hij wel heel lang onder water. Dat overleeft-ie nooit, tenzij hij net als Keizers moeder een zeemeermin is. Nou ja, een zeemeerman dan.
Keizer weet nog steeds niet wat hij met de bloemen moet doen. Meenemen naar huis en aan zijn vader geven? Hij kan ze ook in zee gooien, voor zijn moeder. Ooit heeft hij haar een brief gestuurd, in een fles.
Nee, de bloemen gaan niet de zee in, besluit Keizer. Ze zijn voor de schelpenzanger.
Hij schuift het deurgordijn een eindje opzij om in het huis op zoek te gaan naar iets om de bloemen in te doen. Hij aarzelt. Mag hij wel zomaar iemands huis binnenlopen, ook al is het maar een zeehut? Natuurlijk mag dat, hij komt toch iets brengen? Nou dan!
Hij schuift het gordijn nog wat verder opzij en stapt naar binnen. Nieuwsgierig kijkt hij om zich heen. Door het dak en de muren lekt licht naar binnen, waardoor het er wat spookachtig uitziet. Keizer voelt zich niet helemaal op zijn gemak. Stel je voor dat de schelpenzanger opeens thuiskomt. Wat dan? Hij zou denken dat Keizer een diefis. Wat zeg je, bloemen brengen? Kom jij bloemen brengen? En dat moet ik geloven! Wie denk je wel wie je voor je hebt? Ik ben gekke Henkie niet!
Hij moet weg hier. Snel kijkt hij nog even rond en ziet hij bij het bed van de schelpenzanger, naast een stompje kaars, een leeg blikje liggen. Keizer heeft wat hij hebben wil, hij raapt het blikje op. En nu wegwezen, denkt hij. Maar dan valt zijn oog op een knuffel, een beer zo te zien. Hij steekt met zijn kop net boven een ouwe deken uit.
Keizer is vergeten dat hij weg wilde. Hij knielt neer naast het bed en haalt de knuffel onder de deken vandaan. Het is geen beer, ziet hij nu. Het is een ezel. Een ezel zonder staart…Net als in het liedje.
Een knuffel, de schelpenzanger slaapt met een knuffel in bed. Wat vreemd. De oren van de ezel zijn stuk gesabbeld en op de plek waar de staart heeft gezeten, is een lapje op de kont genaaid. Het is net iets anders van kleur, iets blauwer grijs.
Keizer legt de knuffel terug in bed, precies zoals hij daarnet ook lag, met alleen zijn koppie net boven de deken.
♦
Keizer heeft het blikje gevuld met zeewater, de bloemen erin gedaan en het voor het gordijn van het zeehuis gezet. Nu is hij bezig met schelpen zijn naam neer te leggen in het zand. Hij komt net wat schelpen tekort. Van Kei staat er, zonder puntje op de i. Geen probleem, er liggen schelpen genoeg op het strand, verderop langs de vloedlijn. Daar kun je alle namen van de hele wereld mee schrijven. Dat zou een mooi gezicht zijn!
♦
Keizer staat op en even later is hij terug met twee handen vol schelpen. Hij legt de laatste drie letters van zijn naam en bekijkt van een afstandje het resultaat. Van Keizer! staat er in het zand geschreven, met een uitroepteken. Mooi!
De schelpen die hij over heeft stopt hij in zijn zak, die gaat hij thuis bij zijn verzameling doen. Hij heeft al een hele schoenendoos vol.
Keizer gaat in kleermakerszit bij zijn naam zitten. Stiekem hoopt hij dat de schelpenzanger gauw thuiskomt. Misschien maakt hij wel een dansje en roept hij: “Joechei!” Dat roept-ie wel vaker. Vreemd woord, joechei. Het klinkt alsof het uit een andere tijd komt. Er is wel meer dat vreemd is aan de schelpenzanger. Neem alleen de knuffel, de ezel zonder staart. Welke volwassene slaapt nu met een knuffel in bed?
Keizer wel. Niet altijd hoor, zo af en toe neemt hij Foliant mee in bed, een gebreide olifant. Zou hij dat later als-ie groot is ook nog doen? Een knuffel mee in bed nemen?
Later als hij groot is…Hoe zou hij dan zijn? Is hij dan niet meer de Keizer die hij nu is? Onmogelijk!
Ik ben voor altijd, denkt Keizer, maar hij denkt het met een vraagteken. De gedachte misschien niet altijd de Keizer te zullen zijn die hij nu is, maakt hem onrustig.
Hij staat op en rent naar de zee.
“Ik ben Keizer!” roept hij tegen de golven. “Keizer, voor eens en voor altijd!”