Zeven

Tamara legde de hoorn op de haak en veegde met een stukje verkreukeld wc-papier haar ogen af. Die Crackle ook, dacht ze. Hoe kon ze nou om half-twee in het centrum zijn? Ze had geen geld voor de bus en ze had haar vader opgebeld voor een lift, maar die was niet thuis, en nu zat ze opgesloten in de flat. Ze kon de deur niet uit. Die kerel daarbuiten in die auto was gekomen om een dwangbevel aan haar af te geven. Hij zou haar te pakken krijgen als ze nu wegging. Hij zou haar van de wijs brengen door lange woorden te gebruiken. Zelf kon zij geen lange woorden gebruiken. Die wilden niet in haar hoofd blijven zitten. Als zij probeerde ze te gebruiken, raakten ze op haar tong in de knoop en kwamen er verkeerd uit. Zij gebruikte altijd alleen de korte woorden die ze als kind al kende. Crackle was kwaad geweest aan de telefoon. Ze had er een hekel aan als hij zo schreeuwde en haar voor stomme kut uitschold. En hij had Storme meegenomen zonder jasje. Hij had er zelf nooit erg in wat voor weer het was. Hij liep het hele jaar door in dezelfde kleren. Leren jasje en spijkerbroek. Hij droeg ze zelfs in die hittegolf toen het verboden was de tuin te sproeien.

Hij had een bezoekpas voor Bilko in de gevangenis. Hij zou in cafétaria Veronica op haar wachten. “Tot half-twee,” had hij gezegd.

“En ik neem Storme niet mee de lik in,” had hij geschreeuwd. “Dus kom hierheen met je luie reet, trut.”

Ze hadden die ochtend afgesproken dat hij voor Storme zou zorgen als zij naar de sociale dienst ging voor een lening voor een nieuw bed. Het bed dat ze met Crackle deelde was zo oud dat de spiralen door het matras staken. Toen om vijf over half-twee de telefoon ging, was ze bang geweest om op te nemen.

“Wat doe je daar nou, godverdomme?” had hij gezegd. “Je moet hier zijn, stomme kut.”

Een bezoek aan Bilko was het hoogtepunt van Crackles leven. Hij hield van Bilko. Aan het einde van elk bezoek omklemden ze elkaars schouders en zeiden: “Ik hou van je, man.” Ze had het gezien, het maakte haar misselijk. Hij hield meer van Bilko dan van haar. Dat wist ze. Hij schreef hem iedere week een brief. Zij kon niet lezen, maar ze had een van de brieven van Crackle bekeken toen hij ‘s avonds weg was om zijn zaken te doen. Hij had een rot-handschrift.

Het was niet eerlijk van dat dwangbevel. Waarom zou ze kijkgeld betalen. Ze keek nooit naar de BBC, niet naar 1 en niet naar 2. De BBC was voor oude mensen. Zij kreeg er koppijn van. Ze had niet eens op 18 juni om elf uur voor de rechter kunnen verschijnen. Het was de eerste sterfdag van haar moeder geweest. Ze moest om tien uur op de begraafplaats zijn, waar ze haar vader zou ontmoeten en bloemen op het graf zou leggen. Ze kon toch niet op twee plaatsen tegelijk zijn? Crackle had haar de brief van de rechtbank voorgelezen.

“Bij verstek veroordeeld tot vijfhonderd pond boete.” Dus toen het tweede dwangbevel van de deurwaarder kwam, hadden ze moeten verhuizen. Jammer. Ze had het best naar haar zin gehad in hun oude flat. Die had centrale verwarming, anders dan deze woning, waar een ijspegel aan het badkamerraam hing. Het was walgelijk zoals de gemeente verwachtte dat je woonde. Mensen in hun oude wijk staken de draak met het blok waarin hun flat stond. “Kapotjestoren,” noemden ze hem. Hoewel hij maar drie verdiepingen had.

In de flat was het een echte klerezooi. Ze wist dat ze moest schoonmaken, eens iets moest wassen en de stofzuiger van haar vader lenen. De pannen uit het slijmerige water in de gootsteen halen en het vuilnis naar beneden brengen. Ze moesten iets doen aan die matras in het bedje van Storme, die zo nat was van de pis dat je ogen ervan gingen tranen. Ze zou er morgenochtend aan kunnen beginnen. Het punt was dat Crackle er een hekel aan had als ze vroeg opstond, en tegen de tijd dat ze aangekleed waren en iets hadden gegeten was de dag om. ‘s Avonds was ze te moe om iets te doen. Ze liet Storme meestal in haar wagentje zitten, maar ze moest haar er af en toe wel uit laten en dan was het kleine kreng echt lastig, rende rond en zat overal aan. Ze was een nachtmerrie.

Tamara liep zijwaarts naar het raam en keek naar buiten. Die kerel met het dwangbevel was er nog steeds; hij zat op haar te wachten. Crackle zou Storme mee naar de gevangenis moeten nemen. Ze zou niet lastig zijn. Niet na vanochtend. Ze had haar wel móéten slaan om haar te laten ophouden met overal aan te zitten. Ze moest leren niet overal aan te zitten. Crackle had haar ook flinke meppen gegeven, wat zijn goed recht was. Ze had aan zijn cd-speler gezeten, en die was pas een week oud. Het was geen speelgoed. Ze moest het leren. Nadat ze Storme een harde tik op allebei haar handjes had gegeven, had Crackle gezegd: “Geef haar ook maar geen ontbijt.” Toen had hij zijn gezicht dichtbij dat van Storme gebracht en écht geschreeuwd: “As je nog één keer aan die rotknoppen van mijn geluid zit, hak ik je tengels af.” Toen had hij haar uit haar wagentje gehaald en harde draaien om haar oren gegeven. Ze moest leren wat goed en kwaad was. Als ze dat niet leerde, zou ze slecht opgroeien, en Tamara en Crackle wilden het beste voor haar.

Crackle legde zijn dilemma voor aan Christopher. Hij had een maat, Bilko. Die zat aan Welford Road in voorlopige hechtenis, onschuldig natuurlijk. De politie had een hekel aan hem, meer niet. Zijn vriendin, Tamara, had hier moeten zijn om het kind op te halen, maar die had hem weer eens laten zitten. Het punt was dat hij een b.p. had voor Bilko.

Christopher fronste zijn wenkbrauwen. “Een b.p.?” vroeg hij.

“Bezoekerspas,” zei Crackle, tevreden dat hij de ongeschoren man met de sterke hond het jargon kon uitleggen.

Storme pulkte aan stukjes koude friet en stak ze in haar mondje.

“Ik kan haar toch niet meenemen, wel?” vroeg Crackle, op Storme wijzend.

“Nee, dat kan niet,” zei Christopher, die de gedachte niet kon verdragen dat de baby weer zonder jasje de kou in zou moeten. Hij keek naar buiten. De wind rukte aan de kleren van de voorbijgangers. De hemel was loodgrijs. De wolken stonden bol van de sneeuw.

“Laat haar maar hier bij mij,” zei hij.

Crackle stond op. “Ja?”

Christopher legde zijn hand op het wagentje.

“Als Tamara niet komt, ik ben over een uur terug,” zei Crackle op weg naar de deur. Toen hij verdwenen was, keek Christopher de baby aan en hij streek het droge haar uit haar gezichtje.

“Hallo, kindje,” zei hij. “Nou ben je bij mij. Ik zal op je passen.”

Christopher trok zijn anorak uit en wikkelde die om Storme, zodat alleen haar ogen en het bovenste stukje haar te zien waren. Hij installeerde haar in het wandelwagentje en zocht naar het tuigje om haar vast te maken, maar dat was er niet.

“Zo, dat is goed, hè? Lekker warmpjes, niet? Je bent een lieve meid, hè?”

Hij riep de hond en die stond op. Hij trok het wagentje achterwaarts de cafétaria uit. Een jonge man, die op het punt stond naar binnen te gaan, hield de deur voor hem open en knikte toen Christopher hem bedankte. Storme deed even haar ogen dicht tegen de oostenwind en Christopher ademde scherp uit toen de kou hem door zijn geruite werkmanshemd aanvloog. Ze stopten bij een voetgangerslicht en wachtten tussen andere mensen om de weg over te steken. Het verkeer denderde voorbij. Een vrouw met zware boodschappentassen keek naar de hond en ging een eindje verderop staan.

“We moeten op het groene mannetje wachten,” legde Christopher aan Storme uit. “Daar is-ie.” Ze staken tussen de kleine menigte over en liepen over het trottoir weg van de gevangenis.

Christopher bleef bij de winkel van de hondenbescherming staan en keek naar de karige uitstalling in de etalages. Er stond een doos met een dofgeworden set vismesjes, een beker met de hoofden van prinses Margaret en Anthony Armstrong-Jones, een helgele teddybeer met glazen ogen en een toren grote legpuzzels, waar iemand een handgeschreven kaartje tegenaan had gezet: “Inhoud niet gecontroleerd.” Om een slacentrifuge in een doos zat een babysneeuwpak gedrapeerd. Christopher deed de deur open en vroeg een oude vrouw, die op haar knieën bij een zwarte plastic zak vol oude gordijnen zat, of hij de hond mee naar binnen mocht nemen. Ze keek naar de hond en glimlachte.

“Natuurlijk mag je binnenkomen,” zei ze tegen de hond. “We kunnen je toch niet buiten laten staan, hè? Niet vandaag.”

Ze kwam overeind door zich met één hand tegen de toonbank af te zetten. Christopher zag dat haar ringen bijna in het vlees van haar gezwollen vingers verdwenen. Storme keek hoe ze tegen de hond babbelde en zijn flanken aaide. Christopher wikkelde Storme uit zijn windjack, zette haar op de toonbank en vroeg de vrouw het sneeuwpak en de teddybeer uit de etalage te halen. Toen hij Storme de beer gaf, pakte ze hem zonder enig teken van blijdschap aan.

“Ze krijgen zoveel tegenwoordig,” zei de vrouw afkeurend.

Christopher frunnikte aan de rits van het sneeuwpak. Hij droeg Storme naar de passpiegel en zette haar voor haar spiegelbeeld neer. Ze staarde ernstig terug.

“Je ziet er prachtig uit, kindje,” zei Christopher. Hij keek naar de vrouw om bevestiging te krijgen, maar zij had duidelijk de leeftijd bereikt waarop ze vond dat ze het recht had om te zeggen wat ze op haar hart had.

“Zelf hou ik niet van dit model voor magere baby’s,” zei ze, “maar het zit niet slecht.”

Toen Christopher betaalde, zag hij dat de kassa bijna leeg was.

In een winkel die Shoes! Shoes! Shoes! heette kocht hij een paar rode regenlaarsjes. Bij het passen van de laarsjes waren Stormes sokken uitgevallen en Christopher had met ontzetting haar vuile voetjes en verwaarloosde teennageltjes gezien. Hij stelde zich haar in het bad in zijn huis voor, roze en schoon en spattend in het warme, geurige water. Hij zou een fles kindershampoo kopen die hij in de tv-reclame had gezien, een die niet in de ogen prikte. Storme liep behoedzaam de winkel rond en hield daarbij Christophers vinger vast. “Laarsjes,” zei Christopher. “Rode laarsjes.”

Ze verstijfde eventjes toen hij haar oppakte om haar in het wagentje terug te zetten. Christopher dacht dat ze had genoten van het nieuwe gevoel op laarsjes te lopen, maar de tijd begon te dringen. Het was tijd om haar naar de cafétaria terug te brengen, waar een van haar ouders of misschien wel allebei zaten te wachten om haar mee naar huis te nemen.