In bed, op een zondagochtend in juni, voelde Christopher voor het eerst de baby in Angela bewegen. Hij lag doezelig met een hand op haar buik. Eerst voelde hij niet meer dan gefladder, alsof een jong vogeltje vanuit het veilige nest vliegoefeningen deed. Toen was er beweging, een lichte verandering van positie. Christopher was nu klaarwakker en hij probeerde Angela te wekken, maar ze draaide haar buik van hem weg. Hij stapte uit bed en liep om naar Angela’s kant. Hij sloeg de lakens en dekens terug en keek naar haar buik. Hij hield van het zwellen, van de nieuwe afbakening van haar baarmoeder. Hij omvatte haar buik met twee handen en voelde het kind schoppen op de plek waar zijn duimen contact maakten. Hij keek op de klok en nam de tijd op: acht uur dertien. Dat zou hij onthouden, dacht hij. Angela werd half wakker en tastte naar het beddengoed. Christopher trok het over haar heen en stopte het om haar nek in. Toen keerde hij terug naar zijn kant van het bed, ging liggen en vroeg zich af hoe het zou zijn iets in je te hebben dat leefde.
In gedachten noemde hij het kind Catherine. Hij zei het hardop. ‘Catherine’, en daarna, weer hardop: ‘Catherine Moore’. Hij wilde dat ze zijn achternaam kreeg. Angela woelde.
“Wat?” Ze opende haar ogen.
“Wat vind je van Catherine?” vroeg hij.
“Catherine?” Ze begreep het niet, ze kende geen Catherine.
“Voor ons kind. Catherine. Ik voelde haar bewegen, Angie.”
Ze draaide zich om en begroef haar hoofd in het kussen. Hij had het geen naam moeten geven of het moeten voelen. Het bewoog nu al een week binnen in haar. Ze had het hem niet verteld omdat ze van deze nieuwe bewegingen walgde. Ze had het gevoel of ze door een buitenaardse kracht werd weggegeten. Eentje die haar opslokte en onzichtbaar maakte.
“Wat denk je van William, als het een jongen is?”
Hij praatte nergens anders over de laatste tijd. De baby.
Ze voelde zijn hand onder haar door glijden, daarna bewoog zijn linkerhand over haar rug om zich met de rechterhand te verstrengelen en haar buik te omarmen. Ze wist dat hij wachtte tot de baby weer zou bewegen. Hij hield zich stil als een hengelaar die zat te wachten tot de vis wilde bijten. Ze verbrak de cirkel van zijn armen, stapte abrupt uit bed, liep de badkamer in en ging onder de douche. Ze waste haar haren, haar schouders en armen. Ze kon zichzelf er niet toe brengen haar gespannen buik aan te raken of haar blauwdooraderde borsten, die zo gezwollen waren dat ze ze niet meer als de hare herkende. In het geruis van het stromende warme water sprak ze tegen haar baby. “Ik wil je niet, ik wil je niet, ik wil je moeder niet zijn.” Toen gaf ze een stomp op de plek in haar buik waar ze het laatst beweging had gevoeld. Ze stompte nog eens en nog eens totdat haar vuisten pijn deden en ze zeker wist dat de baby in haar toegetakeld zou zijn. Toen ze zich afdroogde, sloeg ze haar buik en borsten over en liet ze gewoon in de frisse, warme lucht drogen. Ze pakte haar kamerjas van de haak aan de deur van de badkamer, trok hem aan en liep naar beneden om koffie te zetten.
Terwijl ze bij de percolator wachtte, luisterde ze naar de planken die kraakten onder Christophers voetstappen boven. Ze stelde zich zijn grote, droeve gezicht voor terwijl hij zich stond te scheren, en hoeveel droever het zou zijn als ze hem zou vertellen dat ze zijn kind niet langer droeg. Ze legde vier repen rauwe bacon in de grillpan en zette hem onder de grill. Ze zag het vet eruit sijpelen, daarna zag ze de bacon omkrullen, samentrekken en hard worden totdat ieder stuk van vorm, structuur en kleur veranderd was, iets anders was geworden.
Toen Christopher de keuken inkwam, was hij helemaal aangekleed. Zijn haar was nat van het douchen. Hij zag aan de manier waarop Angela met haar rug naar hem toe bleef staan dat er iets mis was. Het boek over zwangerschap dat hij had gelezen, had hem gewaarschuwd dat dit voor Angela een tijd van ‘hormonale veranderingen’ was en dat hij ‘stemmingswisselingen’ moest verwachten. Het boek vroeg hem geduldig en liefdevol te zijn. Hij liep naar het fornuis waar ze heet vet over rauwe eierdooiers lepelde en sloeg zijn armen’ om haar buik. Het verraste hem toen ze zich abrupt omdraaide en hem wegduwde. Hij had nooit eerder haat op haar gezicht gelezen. Het maakte haar lelijk en hij werd zo bang dat hij zweeg.
Hij dekte zorgvuldig de ontbijttafel met het blauwwit gestreepte aardewerk en het slanke bestek dat ze voor het nieuwe huis hadden gekocht bij de Habitat, die kortgeleden in hun stad geopend was. Hij pakte een brood uit de grenenhouten broodtrommel en sneed er met het nieuwe Sabatier-broodmes op de nieuwe essenhouten broodplank een paar sneden af. De zon scheen volop in de keuken en hij voelde zich als een man in de Habitat-catalogus, totdat hij merkte dat het scherpe mes in het topje van zijn linkerduim had gesneden en dat er vuurrood bloed opwelde, dat op de laatste snee van het kleine stapeltje brood droop.
Hij liet Angela zijn kwetsuur zien en ging vervolgens naar de gootsteen waar hij keek hoe zijn verdunde bloed door het gaatje wegstroomde. Toen ze het bloed had gezien, had Angela gezegd: “Jij boft maar.” Christopher was verbaasd. Maar ze had natuurlijk bedoeld: “Je boft niet.” Het was een verspreking. Hij gaf er de hormonen de schuld van. Ze zou weer helemaal normaal zijn als de baby eenmaal geboren was. Hij wilde dat Habitat op zondag open was. Het werd tijd dat ze de logeerkamer opruimden en een plek maakten voor de baby, Catherine of William. Maar het liefst Catherine.
Een week later vertelde ze hem dat ze naar een cursus ging om te leren werken met computers, die een revolutie in het reiswezen zouden bewerkstelligen. Hij geloofde haar. Maar hij zei: “Is het wel de moeite waard voor je, Angie? Ik bedoel, je houdt toch binnenkort op met werken als de baby er is?”
Drie dagen later had hij haar geholpen met het inpakken van een kleine weekendtas. Ze had tweehonderd pond van haar spaarrekening opgenomen en was met de trein naar Leamington Spa gereisd.
Een busje had haar en zes andere vrouwen bij het station afgehaald. Ze hadden tijdens de rit naar de Elms-kliniek niet met elkaar gesproken. Er viel niets te zeggen.