Veertien

Storme werd die nacht drie keer huilend wakker. Twee keer had ze Crackle wakker gemaakt. Om vier uur sleepte Tamara zich weer uit bed. Rillend stond ze bij het bedje en probeerde haar dochtertje stil te krijgen voordat ze Crackle voor de derde keer wakker zou maken.

“Niet je pappie wakker maken, zoet zijn,” smeekte ze op fluistertoon. Maar Storme wurmde zich tussen de stinkende dekens omhoog en stak smekend haar armpjes uit. Tamara zag de tranen op haar gezichtje in het maanlicht dat door het vuile netgordijn voor het raam viel. Ze duwde Storme neer en schikte de dekens zo goed ze kon in het donker over haar heen. Storme hief weer een gehuil aan, een zo vreselijke en doordringende kreet dat Crackle wakker werd en rechtop in bed ging zitten, een boze gedaante in het donker.

“Wat is dat, godskolere?”

“Niks aan de hand. Ga maar weer slapen,” zei Tamara tegen hem. Ze legde haar hand op het kleine mondje van Storme om te proberen het geschreeuw uit haar keel tegen te houden. Maar toen ze haar hand weghaalde, vulde het geluid van Stormes ellende de hele kamer, zodat Crackle uit bed sprong, naar het ledikantje rende en Storme bij de voorkant van haar vochtige pyjama greep. Hij hield haar ter hoogte van zijn gezicht en schudde haar door elkaar, waarbij hij haar lijfje als interpunctie voor zijn woorden gebruikte.

“Kop, dicht, god, verdomme. Hou die kop dicht!”

Tamara was zo bang voor zijn woede dat ze dacht dat haar hart uit haar borst zou springen.

“Misschien is ze niet lekker. Ik neem haar wel mee naar de woonkamer,” zei ze, terwijl ze de baby uit zijn handen probeerde te trekken. Dat schreeuwen was meer dan ze verdragen kon.

“Ze mankeert niks, ze is gewoon lastig,” zei hij, gooide het kindje met haar gezicht naar beneden op het bed en stompte het in haar lendenen.

Ze begon nog harder te huilen. Hij pakte haar bij de schouders op en schudde haar heftig door elkaar in een poging haar op te laten houden met het lawaai dat ze maakte. Haar hoofd knalde tegen de muur boven het bed en ze hield op met huilen.

“Zie je wel,” zei Crackle, terwijl hij Tamara het vochtige, zacht jammerende lichaampje aangaf, “ze moet het leren.”

Tamara legde haar dochter op de matras in het ledikantje en dekte haar teder toe met de dekens. Ze was blij dat het donker was en dat ze het gezicht van de baby niet kon zien.

Toen ze in bed stapte, draaide Crackle haar zijn rug toe, maar ze voelde hoe hij nahijgde van zijn inspanningen.

Een angstig gevoel hield haar lange tijd wakker, maar uiteindelijk overmande de slaap haar en tegen de ochtend werd ze half wakker en merkte dat Crackle haar buik vasthield, net zoals hij dat had gedaan toen de baby nog in haar zat. Dat was een goede tijd geweest. Crackle had erop gestaan dat ze zich aan iedere afspraak voor zwangerschapscontrole hield en hij was steeds met haar meegegaan. Hij bewaarde de afsprakenkaart in zijn portefeuille. Hij had haar gestraft als ze vergat haar staalpillen in te nemen. Zijn gezicht was nat van de tranen geweest toen hij Storme op Tamara’s buik had zien liggen, nog vast aan de melkachtige navelstreng. Hij had Bilko gebeld om hem het blijde nieuws te melden.

“Het is verdomme een wonder, Bilko, echt waar,” had hij in de telefooncel aan het einde van de glimmende gang gezegd.

Tamara was drie dagen in de kraamkliniek gebleven. Ze was de enige vrouw op de zaal zonder een bos bloemen van haar partner op haar nachtkastje. Crackle had niets met bloemen. Ze deed of ze het niet erg vond, maar de derde nacht drukte ze haar gezicht in het ziekenhuiskussen met de grote blokletters NHS, en huilde. ‘s Morgens zat het kussen onder de vlekken van de zwarte eyeliner en de make-up waarvan Crackle dacht dat die een deel van haar gezicht waren. Hij had haar voorzover ze wist nog nooit zonder gezien.

Bilko reed het gezinnetje uiterst behoedzaam terug naar hun flat, als een man met een breekbare, kostbare lading. Crackle zat naast hem opgewonden op en neer te wippen, af en toe omkijkend naar Storme, die in Tamara’s armen lag te slapen. Het grote zwarte gezicht van Bilko vulde de achteruitkijkspiegel. Hij was zelf vader. Hij wist dat Crackle, zodra de eerste opwinding over het vaderschap gezakt was, naar iets anders op zoek zou gaan om zijn lange, werkloze dagen en nachten te vullen. Crackle had Storme over de splinterende drempel van de flat gedragen. Na de anti-septische steriliteit van de kliniek moest Tamara kokhalzen van de lucht in de flat, maar binnen een paar uur accepteerde ze die weer als normaal.

De ochtend na die vreselijke nacht stond Tamara bij het ledikantje en keek naar Storme. Ze zag er anders uit dan anders, dacht Tamara. Ze lag slap en haar ogen stonden eigenaardig, alsof ze ‘s nachts waren vervangen door die van een vreemd kind. Ze droeg Storme naar de woonkamer en zette de ventilatorkachel aan. Ze kon haar niet wakker krijgen, niet echt goed.

Ze ging op de gehavende bank zitten die de vorige huurders hadden laten staan. Ze wiegde Storme in haar armen totdat het warmer was in de kamer en trok haar toen haar kleertjes uit. Ze schrok toen ze de blauwe plek op haar rug zag. Hij had dezelfde kleur als de zomerrodekool die haar moeder in de gelukkige jaren altijd klaarmaakte. Tamara wist dat de blauwe plek niet door een autoriteit moest worden gezien, en ook de wondjes op de billen van de baby niet, die gingen bloeden toen ze de doorweekte wegwerpluier afdeed. Ze had het gevoel dat alles te ver was gegaan en dat niets ooit nog hetzelfde zou worden.

Ze wilde dat haar moeder nog leefde. Die zou hebben geweten wat ze moest doen. Tamara sloot haar ogen en herinnerde zich hoe Sneeuwwitje en een zwerm vogeltjes het huisje van de zeven dwergen in het bos schoonmaakten. Ze zouden naar haar gemeenteflat komen en hetzelfde voor haar doen. Ze zouden alle vuilnis dat zich onder de gootsteen had opgehoopt in zwarte plastic zakken stoppen. Daarna zouden ze het gebruikte, vuile vaatwerk dat her en der in de flat stond verzamelen en Sneeuwwitje zou ze in de gootsteen in warm water te weken zetten. Daarna zouden de vogeltjes met hun snavels de vuile kleren van de vloer rapen en in zakken stoppen, klaar om te worden gewassen. Sneeuwwitje zou de asbakken legen, de badkamer en de wc met Ajax boenen en het verzameld vuil van de vloeren vegen. Ze zou de ramen lappen en de vogeltjes vragen de gescheurde gordijnen eraf te halen en ermee weg te vliegen. En dan zou ze dat liedje zingen en de ronde doen met een stofdoek met spray. Tamara deed haar ogen open en was bijna verbaasd te merken dat Sneeuwwitje en de vogeltjes niet waren gekomen en dat alles nog precies hetzelfde was.

Tamara kon zich niet voorstellen wat haar moeder zou hebben gezegd of gedaan als ze had gezien wat er met het lichaampje van Storme gebeurd was. Tamara hoopte dat haar moeder niet vanuit de hemel op haar en Storme op de bank neerkeek. Ze sloot haar ogen bij de gedachte en gaf de baby een kus boven op haar hoofdje, zacht, om haar niet wakker te maken. Het zou vreselijk zijn als ze zou beginnen te huilen en Crackle wakker maken. Hij was zo iemand die zijn slaap nodig had. Ze zou rustig met Storme moeten blijven zitten totdat hij wakker werd en om zijn koffie riep. Ze hoopte dat het niet lang zou duren. Ze maakte zich een beetje ongerust over de baby – ze haalde raar adem. Tamara strekte haar hand uit en greep de sigaretten en de lucifers van de armleuning aan de andere kant van de bank. Ze stak een sigaret op en gaf het kind weer een kus op haar hoofd. Er kringelde rook langs Stormes gezicht, zodat ze ging hoesten, wat Tamara voor een goed teken hield. Het was het normale hoestje van de baby. Dat ze al maanden had.