Angela ging na haar werk naar het huis van Christopher. Hij deed open. Ze was nog steeds kwaad en wilde niet over de drempel stappen. Ze zei: “Ik heb het niet vermoord, Christopher, het leefde niet.”
“Natuurlijk leefde ze,” riep hij. “Ik heb haar die zondag voelen bewegen.”
Ze had de auto midden op de weg laten staan. Het portier aan de bestuurderskant stond open en de motor liep nog. Het binnenlicht brandde en Christopher zag dat ze inkopen voor het eten had gedaan. Op de achterbank stonden twee plastic tassen. Uit eentje stak een verse ananas. Christopher kon zijn ogen niet van de vezelige bladen van de ananas afhouden. Het ding hoorde niet in dit besneeuwde landschap, dacht hij. Dat was onnatuurlijk. Ze had de ananas niet moeten kopen. De ananas hoorde in de tropen thuis. Het was ongepast hem hier te hebben, in deze doodlopende straat met sneeuwhopen tegen de zijkanten.
“Ik moet ervandoor,” zei ze. “Gregory heeft vanavond een wijnproeverij.”
“Wat heb jij daarmee te maken?” Hij was woedend op haar.
“Ik moet zijn eten koken voordat hij de deur uitgaat,” zei ze. Ze wist hoe zwak hem dit in de oren moest klinken. Er stopte een auto achter die van Angela, en een jonge vrouw begon ongeduldig op haar stuur te tikken. Angela zei: “We koken om de beurt. Het is vandaag mijn beurt.”
“Hoe kun je koken voor iemand als je niet van hem houdt?” schreeuwde Christopher. De jonge vrouw, wier auto door Angela geblokkeerd werd, claxonneerde, Angela liep naar haar auto en reed zonder om te kijken weg. Toen ze stond te wachten om de vierbaansweg op te draaien wierp ze een blik in haar achteruitkijkspiegel en zag dat Christophers voordeur dicht was.
♦
Toen ze thuiskwam, stond Gregory bij het fornuis narrig in tomatensoep uit blik te roeren, in een pan die ze altijd graag alleen voor melk gebruikte.
“Je weet toch dat er wijnproeverij is,” zei hij beschuldigend, terwijl hij de pan van het vuur haalde en de soep in een aardewerken kom goot.
“Sorry,” zei ze, “ik ben verlaat door de sneeuw.” En toen: “Gregory, je haar!”
“De grote wegen zijn sneeuwvrij,” zei hij. “Ik was op tijd thuis.”
Zijn bakkebaarden en de zorgvuldig met brillantine geconstrueerde golven die hij meer dan twintig jaar had gehad, waren verdwenen. Zijn haar was nu kort en van zijn voorhoofd weggeborsteld. Zonder het donkermakende effect van de brillantine kon ze nu zien dat het bijna helemaal grijs was. Hij zag eruit als een ver familielid van zichzelf.
“Ik voel me een heel andere man,” zei hij.
Om elf uur die ochtend had Gregory de winkel aan zijn hulp overgelaten en was door het stadscentrum geslenterd om kapsalons te keuren. Hij wilde niet naar te radicale zaken. Kapsalons met kunstmatig oud schilderwerk en spotjes liet hij links liggen. Hij moest ook niets hebben van de ouderwetse herenkapsalons, waar mannen van middelbare leeftijd in witte jassen hun meningen aan hun klanten opdrongen. Gregory had de Upper Cut gekozen, dames- en herenkapsalon, waar Ella Fitzgerald boven het lawaai van de föhns uitzong. Michelle, de eerste kapster, gaf hem advies. Hij legde haar uit dat hij iets heel anders wilde. Gezamenlijk besloten ze welk kapsel het moest worden.
“Wij noemen dit kapsel het Pruisische schooljongetje,” zei ze, terwijl ze hem naar een wasbak bracht waar zijn haar werd gewassen en met een conditioner behandeld door een leerling-kapster die Zoë heette. Als antwoord op haar half-geïnteresseerde vragen over hoe hij de kerstdagen zou doorbrengen, vertelde hij haar over zijn kinderloosheid, hoe Kerstmis zonder kinderen toch niet hetzelfde was, hoe hij naar een kind verlangde, het liefst een jongen, om Lowood’s Linens voort te zetten. Hij vertelde Zoë dingen die hij Angela nog nooit had verteld. Tegen Michelle biechtte hij zijn angst voor de dood op. Terwijl zijn haar op de grond viel, praatte hij over het zwarte gat dat hem wachtte. Michelle zei dat ze zelf ook niet zo dol was op de dood en niemand kende die dat wel was.
Toen ze klaar was met borstelen en föhnen mocht Gregory van zichzelf in de spiegel kijken en hij was opgetogen over wat hij zag.
Zijn hoofd zag er sterk en mannelijk uit; zijn gelaatstrekken waren markanter. Toen Michelle een handspiegel pakte en hem de achterkant van zijn hoofd liet zien, bedankte hij haar enthousiast, met de woorden: “Ik heb nooit geweten dat ik zo’n mooie nek had.” Hij had de zaak verlaten op het warme geluid van Ella Fitzgerald, die ‘Mister Wonderful’ zong.
“Het maakt je ouder, Gregory,” zei Angela.
“Goed,” zei Gregory, terwijl hij zichzelf in de spiegel in de hal bewonderde.
♦
Een kwartier nadat Gregory het huis verlaten had, ging de bel. Angela keek door het kijkgaatje in de deur en zag tot haar ontzetting dat het Christopher was. Ze deed open, maar liet de veiligheidsketting zitten.
“Je moet het me vertellen, Angie,” zei hij wanhopig.
Hij stak een arm door de deur en greep naar de stof van het schort dat ze aan had. De schortenbanden die in de taille waren vastgeknoopt scheurden, en Christopher verloor zijn evenwicht en viel bijna.
“Ga weg, Chris, je had hier niet moeten komen!”
Ze probeerde de deur dicht te duwen. Ze was doodsbang dat Gregory terug zou komen en Christopher op zijn stoep zou aantreffen.
“Je moet me alles vertellen over onze baby. Als ze dood is, waar is ze dan begraven?”
Christopher wierp zich tegen de deur aan. De ketting brak en hij stond met de hond in de hal. Hij smeet de deur dicht en veegde zijn voeten op de kokosmat met de tekst ‘Bienvenido’.
“Ik heb een taxi genomen,” zei hij. “Ik kan niet zonder je.”
Hij keek de ruime hal rond. Hij herkende het motief van het behang als een ontwerp van William Morris. De leuning, de spijlen en de posten van de trap die met een bocht naar boven leidde, waren roodachtig glanzend gepolitoerd. Aan de muur tegenover de voordeur hing een schilderij van de vader en moeder van Angela. Ze poseerden voor de enorme natuurstenen haard in Newton Harcourt; ze droegen avondkleding en maakten de indruk dat ze tevreden waren met zichzelf en hun plaats in de wereld. Er stond een winterbloemstuk in een vaas op een elegant tafeltje. De autosleutels van Angela lagen op een Wedgwood schaaltje. Hij kon in de keuken kijken, die aan het eind van de gang lag. De ananas stond op een snijplank op het werkblad. Ze was kennelijk net bezig de bovenkant af te snijden voordat ze opendeed.
“Je kunt hier niet blijven,” zei ze.
“Jij kunt hier ook niet blijven,” zei hij. Hij liep achter haar aan de blinkende moderne keuken in.
Angela pakte een mes en ging door met het schillen van de ananas. Er ontstond een plasje sap op de snijplank. Christopher keek fronsend naar de ananas en zei: “Er hoort voor alles een seizoen te zijn.”
Ze begreep niet waar hij het over had en ze was te veel in paniek om verder met hem te praten. Ze wilde alleen maar dat hij wegging. Hij was even hinderlijk als een metaaldeeltje in je oog. Hij dwaalde door de keuken en liet zijn hand over de gelamineerde oppervlakken glijden. De hond liep achter hem aan; zijn poten maakten een droog geluid op de vinyltegels.
“Wil je me je tuin laten zien?” vroeg hij. Hij wist hoeveel ze van haar tuin hield.
“Hij ligt onder de sneeuw,” zei ze. “Wat heeft het voor zin?”
“Alsjeblieft.”
“Chris, je moet wéggaan. Stel dat Gregory thuiskomt?”
“Dat hoop ik. Ik wil dat hij het weet, van ons.”
“Je bent wreed. Dat is helemaal niets voor jou.”
Huilend sneed ze de ananas in plakken en ze belegde daarna een beboterde vuurvaste schaal met de gele ringen.
“Ik weet wat belangrijk is, Angie.” Hij probeerde de deur naar de tuin. Die zat op slot. “En in het kader van de wereldorde, met de oneindigheid in gedachten, zijn de gevoelens van Gregory voor mij niet belangrijk.” Christopher besefte dat deze uitspraak haar afschuwelijk in de oren moest klinken, maar hij had de laatste tijd de drang de waarheid te vertellen.
“Met de oneindigheid in gedachten,” zei ze boos. “Wat ben je nu weer aan het lezen? Patrick Moore?”
“Nee, Nietzsche,” zei hij. Hij keek haar strak aan, daagde haar uit te gaan lachen.
“Voor mij zijn de gevoelens van Gregory wel belangrijk,” was het enige wat ze zei. Ze droogde haar tranen met haar schort. Ze wilde ontzettend graag dat hij wegging. Ze moest er niet aan denken dat Gregory thuis zou komen en Christopher in huis zou aantreffen. Ze hadden van het huis hun leven gemaakt. Ze hadden er al hun zorg en aandacht aan gespendeerd. Ze waren op twee woontijdschriften geabonneerd. Er stonden verscheidene stapels van op de onderste plank van de boekenkast in wat ze ‘de huiskamer’ noemden. Angela leunde machteloos huilend tegen het aanrecht.
“Niet huilen, meisje. Ik hou van je.”
Hij probeerde haar weer te omhelzen, maar ze stapte opzij en draaide aan een schakelaar boven de oven die hoog in de muur zat. Een rode gloed verlichtte de binnenkant, zodat de glimmende, roestvrijstalen roosters te zien waren.
“Als je van me hield, zou je weggaan, Chris. Dan zou je gaan. Je weet niet hoe bang ik ben. Ik moet een omgekeerde ananastaart voor hem maken.”
Christopher lachte ongelovig. “Waarom?” vroeg hij.
“Omdat het zijn lievelingstaart is. Omdat ik een rustig leven wil. Omdat ik hem geen kinderen geschonken heb,” schreeuwde ze. Christopher keek zwijgend hoe ze met enig geknoei zacht deeg over de ananasringen goot, het met een lepel uitstreek en op het middelste rooster van de oven zette.
“Als je me alles over onze baby vertelt, ga ik weg,” zei hij. “vertel het me in de tuin.”
Ze liep naar een sleutelkastje aan de keukenmuur en pakte een sleutel van het haakje met het etiket ‘keuken/tuindeur’. Voordat ze de sleutel in het slot kon steken, stond de hond al bij de deur. Meteen toen de deur open was, rende de hond dwars door de tuin en liet druppels gele urine op de sneeuw achter.
Angela liep de kas in, trok haar groene gewatteerde jas aan en stapte in haar rubber tuinlaarzen.
De tuin zag eruit als een felverlicht toneeldecor. De alarmlichten toonden het skelet van iedere boom en heester. Het besneeuwde gazon was als een lichtgevende, witte zee. Een rustieke bank was gestoffeerd met sneeuw. Christopher veegde de sneeuw van de bank, pakte er wat van op en drukte dat samen tot een harde bal. Hij rolde hem over het terras. De bal groeide snel. Het leek of hij uit zichzelf vaart kreeg.
“En vertel me nu alles over de baby,” zei hij.
Angela haalde een pakje sigaretten en een roze wegwerpaansteker uit de zak van haar schort en zei: “Ze woog ongeveer twee pond.”
Christopher rolde de bal naar het midden van het gazon en plette sneeuw tegen de onderkant.
“Ga door, ik luister,” zei hij met zijn rug naar haar toe.
“Je had haar niet mooi kunnen noemen, Chris. Maar ze was heel bijzonder. Je moet je voorstellen hoe holbewoners zich voelden als ze omhoogkeken naar de maan, begrijp je, vol verwondering. Zo voelde ik me toen ik haar zag. Ik had haar niet moeten zien. Ik wilde het niet. Het zit zo, Chris, het zit namelijk zo…” Hij maakte nu een kleinere bal, nog steeds met zijn rug naar haar toe. Ze kon zijn gezicht niet zien.
“Er was een verpleegster bij die nog nooit een late abortus had meegemaakt en toen ons kindje werd geboren, werd ze, eh, emotioneel.”
Christopher draaide zich om en zette de kleine bal op de grote. Hij maakte een sneeuwpop zonder gezicht.
“Emotioneel? Waarom?”
“Omdat ons kindje polsslag had toen het geboren werd, Chris.”
Christopher liet zijn hand op de schouder van de sneeuwpop rusten en keek haar aan.
“De dokter ging er meteen vandoor toen ze was geboren. Hij had een eetpauze gemist, zei hij, maar ik wist dat hij me verachtte en stond te popelen om weg te komen. Hij had me gewaarschuwd dat de weeën pijnlijk zouden zijn, maar ik was er niet op voorbereid. Ik was niet flink, weet je. Ik zal die pijn nooit vergeten. Ik wou dat ik je kon vertellen hoe erg het was. Je moet je voorstellen dat iemand aan één stuk door je lichaam in tweeën staat te trekken…Ik heb vier uur lang onafgebroken liggen schreeuwen. Ik had geen stem meer toen jij kwam, weet je nog?”
“Ik weet het nog.”
“Dus bleef ik alleen achter met die verpleegster.”
“Hoe heette ze, Angie?”
“Susan. En Susan was degene die het, eh, moest wegdoen…en het punt is, ze kon het niet. Ze had de baby in een doos moeten leggen en die doos in een zak moeten doen. Maar ze kon het niet, niet zolang het polsslag had.”
Christopher trok twee knopen van zijn jas en gaf de sneeuwpop ogen.
“Ze heeft negentien minuten geleefd. Susan en ik zagen haar borstje schokkerig op en neer gaan. Susan zei dat maar één van haar longen werkte en toen hield die ermee op.”
Angela stak een nieuwe sigaret op en drukte de roze aansteker in het gezicht van de sneeuwpop, waarmee ze een grimmige spleetmond maakte.
“Ze vroeg of ik het aan niemand wilde vertellen en dat heb ik ook niet gedaan.”
“Zelfs niet aan mij,” zei hij.
“Juist niet aan jou.”
“Heb je haar vastgehouden, Angie?”
“Ja, ik heb haar vastgehouden. Je kunt je niet voorstellen hoe klein haar handjes waren.”
“Je hebt me vreselijke leugens verteld, hè?”
“Ja. Ik had nooit gedacht dat ik je de waarheid zou vertellen. Ik kan niet geloven dat je nu de waarheid weet.”
Ze keek omhoog naar de zwarte hemel en verwachtte dat de sterren waren verdwenen. Voor haar was de wereld helemaal veranderd nu Christopher de waarheid over hun baby wist. Ze voelde zich licht genoeg om te zweven. Ze keken allebei naar de sneeuwpop.
“We moeten hem een neus geven,” zei ze.
Ze liep het huis weer in, opende de koelkast en pakte een wortel uit de groentela. Vervolgens liep ze naar de garderobe in de hal en koos een rode das en een blauwwit gestreepte muts met een pompon. Ze nam ze mee naar de tuin en gaf ze aan Christopher, die de aankleding van de sneeuwpop afmaakte. Toen hij een stap achteruit deed om hem te bewonderen, keek Angela op haar horloge en zei: “Hij komt over drie kwartier thuis. Je zei dat je weg zou gaan.”
Maar het was net of ze niets had gezegd. Hij stond te klungelen met de das van de sneeuwpop en zei: “We moeten erachter zien te komen waar ze is, Angie.”
“Het is zeventien jaar geleden!” Ze ging op de bank zitten en boog haar hoofd, haar haar zwaaide traag naar voren, zodat haar gezicht er volledig achter schuilging.
“Er zal toch wel iemand zijn die weet waar ze is,” zei hij. “Als ik haar ga zoeken heb ik iets te doen.”
Hij wist dat dit het juiste moment was om Angela over de andere baby te vertellen, de baby die hij in de greppel had gevonden, maar hij wist dat ze bang voor hem zou worden als hij dat deed.
Ze zou denken dat hij krankzinnig was en dat zou betekenen dat ze nooit als man en vrouw samen zouden kunnen zijn.