Een dag en een nacht lang kwam Angela de intensive care nauwelijks af. Ze zat aan Gregory’s bed en keek hoe hij ademde. Zijn gezicht achter het zuurstofmasker had de kleur van blauwe Stilton-kaas.
Iedere keer als ze zich vooroverboog om zijn naam te zeggen of zijn borstelige haar te strelen, werd ze door de lichte druk tegen haar dij herinnerd aan de twee brieven op dik papier die ze had gevonden en in de zak van haar broek gestopt. De brief die aan haar gericht was had ze van het voorpand van zijn jasje gehaald. De andere, aan zijn notaris, had ze op de keukentafel gevonden, rechtop tegen een halflege fles Tia Maria.
Sinds hij uit de auto was getrokken, had Gregory geen woord gesproken of zijn ogen geopend als reactie op harde geluiden of schel licht. Een arts had een steriele naald in het zachte vlees onder zijn hiel gestoken, maar hij had zijn voet niet bewogen.
De ziekenhuiskapelaan deed zijn ronde. Hij naderde het bed van Gregory en vroeg Angela of ze samen met hem een kort gebed voor herstel van haar echtgenoot wilde uitspreken. Het zou onvriendelijk hebben geleken te weigeren, dus sloot ze haar ogen, en de kapelaan zei op bijna fluistertoon: “Heer, wij bidden tot u in de hoop dat uw dienaar Geoffrey mag herstellen en zijn plaats in uw zo gezegende wereld weer kan innemen. Amen.”
“Amen,” zei Angela. Ze was te beleefd om de kapelaan erop te wijzen dat hij Gregory niet bij zijn juiste naam had genoemd.
Toen hij naar het volgende bed was gelopen, stond ze stijfjes op om naar Christopher te gaan.
♦
Christopher was gekomen om Storme te bezoeken en hij was blij en verbaasd te zien dat ze rechtop zat, met een felroze speelgoedbeer in haar armen. Hij hing over de hoge zijkant van het metalen bed en aaide haar over haar wang. Hij verlangde ernaar haar op te pakken, maar ze zat nog steeds aan allerlei draden en buisjes vast. Iemand had haar haar geborsteld en het hoog op haar hoofd met een elastisch haarbandje, omwikkeld met wit satijndraad, bij elkaar genomen. Haar wangen vertoonden een roze blos en hij dacht dat ze hem met een verlegen blik van herkenning aankeek. Ze keerde de beer ondersteboven en trok aan een lusje aan de voet van de beer waarop het wasvoorschrift stond.
Hoofdzuster Fox stond in de deuropening te wachten tot ze Storme haar medicijnen kon geven.
“Wat gaat er met haar gebeuren als ze beter is?” vroeg Christopher.
“Ze gaat naar pleegouders,” zei ze.
“Mooi,” zei Christopher. Hij kuste zijn vingers, raakte daar het hoofdje van Storme mee aan en zei: “Dag, kindje.” Hij wist dat zuster Fox hem wel weg kon kijken.
♦
Crackle holde in een denim overhemd en een spijkerbroek door de stille zondagse straten van het stadscentrum. Hij had de avond tevoren zijn leren jasje verkocht voor twintig pond. Het geld had hem een heel klein beetje crack opgeleverd, die hij in het openbare toilet bij het busstation had gebruikt. Hij had meer nodig, maar geen van de dealers wilde poffen of hem zelfs maar binnenlaten. Hij had andere crackverslaafden gebeld, maar niet één wilde hem kennen. Hij had geprobeerd Tamara aan de telefoon te krijgen, maar Ken had opgehangen, na eerst gezegd te hebben dat hij de politie zou bellen als Crackle zich bij het huis vertoonde of contact probeerde te zoeken met Tamara. Crackle was de hele nacht opgebleven en had niet geslapen, nadat de deur voor zijn neus was dichtgegooid. Maar hij wist dat Ken ‘s zondags rond etenstijd steevast in de Man at Rest zat in te nemen; hij staakte het rennen, stapte een telefooncel bij het stadhuis binnen en belde het nummer van Ken. Tamara nam meteen op, en hoewel ze op de bijbel van haar vader had gezworen dat ze onmiddellijk zonder een woord te zeggen zou ophangen als Crackle belde, merkte ze dat ze het niet kon. Hij klonk wanhopig. Hij zei dat hij in hemdsmouwen stond, dat hij een jas nodig had en eten en drinken en geld voor crack. Om hem op te vrolijken vertelde Tamara hem dat ze zwanger was. Ze zei: “Pap wilde me betalen als ik een abortus liet doen, maar ik heb nee gezegd.” Het bleef stil aan de andere kant van de lijn, maar ze wist dat hij er nog was, ze kon hem horen ademen.
“Laten we afspreken bij Veronica, Tam,” zei hij. “Dit kind is met een doel gestuurd.” Crackle liep de telefooncel uit en bleef een tijdje staan kijken hoe een groep gemeentearbeiders de kersttableaus in de stad opbouwde. Het thema van dit jaar was Peter Pan. Terwijl hij keek werd er een kapitein Haak-pop naar de voorsteven van een triplex piratenschip gehesen en met sterke bouten op zijn plek vastgemaakt. Crackle verliet het plein langs de rij kersenbomen waarvan de takken versierd waren met slingers twinkelende lichtjes.
Hij kwam langs de Pizza Hut, waar een welvarend uitziend zwart gezin aan een tafeltje bij het raam zat te eten. Hij nam een kronkelige omweg om de Man at Rest te vermijden en stond uiteindelijk tegenover de gevangenis en het ziekenhuis met pal daartegenover Veronica’s Café, waar zijn redding lag. Hij kon zien dat het open was. Er stond een inklapbaar bord op het trottoir:
“Rundvlees/lamsvlees/varkensvlees/4 groentes/taart/ijs/L2.39!!!”
Er kwam een dubbeldekker langs. “Crack!” riep Tamara uit een raampje boven. .Hij rende naar de bushalte om haar op te wachten. Ze sprong uit de bus nog voordat hij stilstond en holde met uitgestrekte armen over het met sneeuwvlokken bedekte trottoir. De wind drukte de lange zwarte jurk tegen haar dijen en accentueerde de contouren van haar zwangere buik. Het woord ‘liefde’ kwam in zijn hoofd op, maar de woorden die hij tegen haar zei hadden te maken met de dringender behoefte die hij had, een eind te maken aan het hunkeren van zijn lichaam. Hij was doodziek.
“Heb je geld meegebracht, Tam?”
“Nee, ik had alleen geld voor de bus,” zei ze. Ze had voor ze wegging het huis doorzocht, maar Ken had iedere penny meegenomen, zelfs het potje op de keukenplank waar hij zijn twintig-pence stukken in opspaarde, was leeg.
Crackle liet haar los en schopte tegen een metalen afvalbak.
“Ik heb het boekje meegebracht,” zei ze tegen zijn rug. Ze haalde het kinderbijslagboekje uit haar tas en hij griste het uit haar hand en liep weg, met zijn ronde schouders opgetrokken tegen de kou. Ze volgde hem tot in Veronica’s Café. Het was er toevallig eens druk en ze moesten wachten tot met jus besmeurde borden van een tafeltje waren geruimd. Nadat een jong meisje een grauwe lap over een tafeltje voor vier had gehaald, gingen ze zitten. Crackle kon zijn lichaam niet helemaal stilhouden. Zijn hersens rekenden en cijferden. Wie zou het kinderbijslagboekje kopen? Het was zeventig pond waard. Als hij er vijftig voor vroeg, zou hij dat dan krijgen? Nee, hij zou er dertig voor vragen. Hij zou nu gauw moeten beginnen met bellen. Tamara deed of ze het menu boven het dienluik zat te lezen. Ze wilde met hem over de brief praten, over de nieuwe baby en over Storme, maar ze was bang dat hij zou ontploffen als ze dat deed. Ze voelde zich net een van die bommenopruimers die ze op de televisie weleens had gezien. Eén verkeerde beweging en ze zou vernietigd worden.
♦
Christopher wachtte Angela bij de hoofdingang van het ziekenhuis op. Ze begroette eerst de hond, ging toen rechtop staan en haalde haar sigaretten en aansteker uit haar tas.
“Hoe gaat het nu met hem?” vroeg hij, haar over haar schouder strelend.
“Geen verandering.”
“Het spijt me,” zei hij.
Het kostte haar moeite haar sigaret aan te krijgen. Hij pakte hem van haar af, nam hem tussen zijn lippen, stak hem op en gaf hem aan haar terug. Ze staken de weg over naar Veronica’s Café. Angela schrok toen ze langs het raam liepen Tamara en Crackle tegenover de enige lege stoelen aan een tafeltje voor vier zagen zitten. Ze zei: “Laten we ergens anders heen gaan, Chris,” maar hij hield de deur al voor haar open en stond te wachten tot ze naar binnen ging.
“Is het goed als we hier gaan zitten?” vroeg Christopher met een hoofdbeweging naar de lege stoelen. Crackle knikte en Christopher en Angela namen plaats. Tamara boog voorover en klopte de hond op zijn rug. Om de spanning te breken vroeg Angela: “Hoe is het met je dochtertje?”
“De kinderbescherming heeft haar weggehaald,” zei ze, naar de hond kijkend, “maar ik krijg weer een baby. Ik ben zeseneenhalve maand heen, ik weet het net.”
“Gefeliciteerd,” zei Angela automatisch. Ze voelde Christopher naast zich verstijven. De hond krabbelde overeind en Christopher riep zo luid: “Zit!” dat andere mensen in de cafétaria naar hem omkeken, met bolle wangen van het eten. De hond draaide zich drie keer om en ging toen aan Christophers voeten zitten.
Christopher zei: “Ik koop die baby die je in je hebt.”
Hij keek Angela aan en Angela keek terug en knikte.
Crackle vroeg: “Voor hoeveel?”
“Dat meent-ie niet, Crack,” zei Tamara.
“Jawel,” zei Christopher rustig.
“Hoeveel dan?” zei Crackle. Hij zat te draaien op zijn stoel.
Angela pakte haar sigaretten, haalde er eentje uit het pakje, stak hem op en inhaleerde gretig.
Tamara greep naar haar buik alsof ze het kind daarbinnen wilde bewaken. De rook van Angela’s sigaret dreef in haar richting en ze wuifde hem weg. Christopher pakte een bundel bankbiljetten van vijftig pond uit zijn binnenzak, haalde er een paar uit en legde ze op tafel.
“Ik wil het kind houden, Crackle,” zei Tamara.
“Nee, Tam,” zei Crackle. “Je brengt er geen reet van terecht. Je bent geen echte moeder. Ik wéét wat een echte moeder is.”
Angela dacht, fk zal er ook geen reet van terechtbrengen, ik zal niet van het kind van een ander kunnen houden. Ze staarde naar het geld op de tafel, in de hoop dat Crackle het naar Christopher terug zou schuiven, maar hij pakte het op en telde het.
“Tweehonderdvijftig,” zei hij spottend. “Das niet genoeg.”
“Dat krijg je iedere week totdat de baby geboren is. Op die dag krijg je drieduizend pond en dan zien we jullie geen van tweeën ooit nog terug.”
Tamara keek Angela met een hard gezicht aan en zei: “Ik ben een echte moeder, en als deze baby groot is, zal hij dat weten en dan gaat hij me zoeken, en Storme ook.”