Log In
Or create an account ->
Imperial Library
Home
About
News
Upload
Forum
Help
Login/SignUp
Index
De school der poëzie
Voorwoord
I.
Toen de tijden bladstil waren, lang geleen,
Ik zat toen heel stil te werken,
O als de zon schijnt
Wij zilvren wezens, nevellichten, gewassen
De lucht was geel als gele chrysanthemen -
Onz' hoofden weenen en zijn genegen
Ik zat eens heel alleen te spelen
Mijn liefste was dood,
De avond aâmt nu haar goudgroene licht,
Mij brandt dit eene groote verdriet,
Ik liep 's avonds door mijne stad,
In de zwarte nacht is een mensch aangetreden,
De boomen waren stil,
De heide is maar stil,
Het is weebleekerig grijs,
De zon. De wereld is goud en geel
De stille weg
Ik ben alleen in het lamplicht,
Beweging is vóór me ongewis,
Toen zag ik je -
Voel je den nacht
De lente komt van ver, ik hoor hem komen
Ik was toen een arme jongen
Zacht kwam ze als jonge sneeuw,
En ik bij de stille zeeën
Ik zat eens heel alleen te denken
Een roode roos is in mijn hand,
Samen te loopen tusschen breede zeeën
Het strand was stil en bleek,
Haar oogen tintelkelken,
Zachtlichte lentenen
's Morgens op het witte laken
Toen bliezen de poortwachters op gouden horens,
'k Heb mijn oor tegen zooveel stemklokken geleend,
Gij staat zoo heel, heel stil
Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken,
Al die grijze dagen
't Is zwart en donker,
Het was in den zwarten nacht,
Het regende in de stad,
Er was toen sneeuw op 't mos,
De straalpralende dag,
Het gouden zongezwier,
't Is alles weenen, de storm, het huis,
Mijn handen zijn zoo heet -
Ergens moeten toch zijn de lichte watren van haar oogen -
In de verte zag ik blanke wateren,
Avond. De heuvels vallen vaal -
De gonsregen, regen -
Dat kouwe vleesch van een ander
Ik wilde ik kon u iets geven
Het was dien avond zoo stil
De grijze lucht als een satijnen waaier
Daar ligt dat water - dat schitterende water.
De lamp schijnt, de kamer is open -
Aldoor dat metalen ruischen van de metalen stralende zee
De zee buiten grijs, zilverig, regenig, lommerig, in wolke' cirkelgespreide -
De golven en hun òver voorovervallen
Leven, zoele omsomberde even inschitterde,
II.
Blinkend licht splinterde fijn,
De dagen.
I.
II.
III.
IV.
V.
VI.
Doodsgezicht.
Aan zee.
De dagen. (fragment.)
III.
Spinoza's leer.
← Prev
Back
Next →
← Prev
Back
Next →